Zo d’ouden zongen, piepen de jongen. Deze tegeltjeswijsheid ging afgelopen week op. Met smaak een zeer gevarieerd muzikaal menu verorberd, dat begon met het gratis toegankelijke Mama’s Pride festival in Geleen, waar ik sinds jaar en dag het genoegen en het voorrecht heb tussen de bands door plaatjes te mogen draaien. Een pareltje aan de Limburgse festivalkroon, met een programma dat voor elk wat wils biedt. Van beginnende bandjes bij het Kunstbende-podium, lokale helden (de kolder van de Sittardse WW Band), tot aanstormend talent en min of meer gevestigde namen uit binnen- en buitenland. Ideaal festivalweer zorgde ervoor dat in totaal zo’n 16.000 bezoekers de weg wisten te vinden naar de gewijde grond van het Burgemeester Damenpark in Geleen, ruim twee decennia lang de plek waar Pinkpop werd gehouden. Een publiek van gezinnen tot hipsters en van alle leeftijden zorgde voor een uitgelaten festivalsfeer, met bands die eindelijk weer de wei in mochten. Op zaterdag genoten van de fraaie popliedjes van Ar-Jane, het onverslijtbare Gruppo Sportivo en angry old men The Godfathers. Op zondag de melodieuze softrock van Elephant, stuiterende indie- en fuzzpop van POM (kudos voor zangeres Liza van As) en pletwals Sons, het absolute hoogtepunt van Mama’s Pride. De Belgen pasten met zichtbaar plezier en succes de tactiek van de verschroeide aarde toe; vuige, snoeiharde, retestrakke garagerock, afgetopt met wat vuil van de straat.
Hierna was het inpakken en wegwezen naar Eindhoven, waar oude muzikale helden op me wachtten. Anderhalf jaar moest er vanwege dat ‘griepje’ geduld worden betracht vooraleer Teenage Fanclub het podium kon beklimmen. Grootheden in Engeland, die het beste van The Beatles en Big Star in zich verenigen. Groot was dan ook mijn verbazing en licht de teleurstelling dat slechts een kleine 100 man en ondergetekende paardenkop zich wilden laten onderdompelen in ‘songs from Northern Britain’. De oudgedienden lieten het niet aan hun hart komen en schudden achteloos de ene na de andere powerpopparel uit de mouw, gelardeerd met wat typisch onderkoelde Britse humor. Blij als een kind serveerden de ‘Fannies’ wat levenselixer uit de fontein van de eeuwige jeugd. Pure schoonheid vervat in liedjes die in een betere wereld allemaal hits zouden zijn geweest.
Tot slot nog plaatsgenomen voor het witte doek, voor This much I know to be true, de nieuwe film rond Nick Cave. Met enige scepsis in de bioscoopstoel geploft, want hoewel al enkele decennia belijdend Cave-iaan, was de liefde voor en het geloof in Nick Cave enigszins bekoeld. Ghosteen en Carnage, de laatste twee albums waarrond deze film is gebouwd, gingen hier ten huize niet in ‘heavy rotation‘ en de Winkel van Sinkel Cave-things en brievenrubriek The red hand files wekten ook niet altijd evenveel enthousiasme bij me op. De film kreeg een extra emotionele lading vanwege de dood van Jethro Lazenby, de tweede zoon die Nick Cave na het tragische ongeval van zoon Arthur naar het graf mag dragen. De uitspraak in de film dat Cave gelukkiger is dan vroeger, was daardoor bijzonder wrang. De aanvankelijke scepsis verdween snel. Cave en zijn toegewijde ‘compagnon de route’ Warren Ellis (van Bad Seeds nauwelijks een spoor) presenteerden een naar gospel neigende, schitterende kerkdienst. Ik zag een rusteloze en tomeloze kunstenaar die nog altijd via diverse creatieve uitingen zoekende is om tot vrede met zichzelf en de wereld te komen. Cave is inmiddels 64 jaar oud, maar steekt nog altijd in bloedvorm, in schril contrast met de verschijning van een uiterst broze Marianne Faithfull. En lap, ome Nick had me tóch weer bij de kladden met deze semi-live concertfilm. ‘And the past with its fierce undertow. Won’t ever let us go’, klonk het in Ghosteen. Ondanks alle shit die het leven je voorschotelt, moedig voorwaarts, wetende dat schoonheid troost biedt en dat – hoe moeilijk ook – je een keuze hebt hoe met ellende om te gaan. Een boodschap om ter harte te nemen.
DJ 45Frank