Vooralsnog ben en blijf ik een gelovige binnen de kerk van Cave. Ik behoor niet tot de afvalligen die van mening zijn dat Nick Cave (& the Bad Seeds) al dertig jaar niet meer relevant is. De ‘vroeger was alles beter’-weters, die ’s mans verleden als junkie en wildeman op en naast het podium romantiseren en die mogelijk liefst hadden gezien dat Cave het ultieme offer had gebracht op het altaar van de rock & roll: vroegtijdig de pijp uitgaan, om dan bijgezet te worden in het Pantheon van de rockdoden. Ook kan ik me niet vinden in de opvatting dat Cave in het laatste decennium van zijn zonder meer imposante carrière een artistieke ‘Werdegang’ doormaakt, of sterker nog: de tragische dood van zijn zoon Arthur exploiteert. Sommige van zijn afgelopen tien jaar verschenen albums behoren tot het beste uit zijn imposante oeuvre. Waarbij aangetekend dat ik nog de moed moet verzamelen om me door het door critici als meesterwerk bestempelde ‘Ghosteen’ te worstelen en ik het met ‘compagnon de route’ Warren Ellis uitgebrachte ‘Carnage’ een weliswaar goed, maar niet uitmuntend album vind. En toch wringt en schuurt het een beetje en dreigt er een geloofscrisis.
Dat heeft minder te maken met de niet aflatende stroom releases, van reguliere albums tot soundtracks en (concert)films, maar eerder met randzaken, die me beginnen te irriteren. Zo kon ik tijdens diens laatste doortocht het samenzijn met fans op het podium niet waarderen, inclusief de daaruit voortvloeiende verafgoding. Noem me ouderwets, maar het podium behoort mijns inziens aan de artiest toe, tenzij je een stagediver bent. Dan zijn er nog de ‘Çave Things’, een Winkel van Sinkel met Cave-prullaria. Een soort Action, zij het met een andere prijsstelling.
Cave staat naar eigen zeggen een diepere connectie met zijn fans voor. Hij is in deze niet de enige. Zowat elke artiest maakt – soms geholpen door wat handige marketingjongens, -meisjes of x-jes – gebruik van social media om rechtstreeks met de aanhang te communiceren. Nick Cave heeft dit in extremis doorgevoerd met ‘The Red Hand Files’, een blog waarin hij sinds enkele jaren vragen van fans beantwoordt. ‘Contemplative, compassionate and touching’, volgens de Britse krant The Guardian. In eigen woorden: “We all needed to draw ourselves back to a state of wonder. My way was to write myself there … but I also realised that I was not alone in my grief and that many of you were, in one way or another, suffering your own sorrows, your own griefs. I felt this in our live performances. I felt very acutely that a sense of suffering was the connective tissue that held us all together. I have found a way to write beyond the trauma, authentically, that deals with all manner of issues but does not turn its back on the issue of the death of my child.” Een intieme briefwisseling, waarin Cave erudiet, eloquent, humoristisch, spiritueel en duidend uit de hoek komt.
Nou ben ik (nog) niet cynisch genoeg om aan ’s mans goede intenties te twijfelen. Aanvankelijk was ik dan ook mee, maar stilaan stoor ik me aan wat ik gemakshalve de ‘zweef-Cave’ noem en het af en toe hoge ‘Lieve Mona’-gehalte van de blog. Hoewel elke geredde ziel er één is, zou ik sommige vragenstellers eerder doorverwijzen naar de dichtstbijzijnde huisarts of psycholoog. ‘He’s a ghost, he’s a god, he’s a man, he’s a guru’, zingt Cave in ‘Red right hand’. Ik prefereer de artiest boven de guru.
DJ 45Frank
Een gedachte over “Red right hand”