Donderdag starten we een poll om te bepalen welke band er volgend jaar terug mag komen naar Left of the Dial. Er hebben inmiddels zo’n driehonderd bands op het festival gespeeld, daar zitten vast een paar tussen die mensen heel graag nog een keer zouden willen zien. Een beetje democratie op z’n tijd kan geen kwaad, dachten we. 

Eerder heb ik geroepen dat het mij totaal niet zou uitmaken welke band er wordt verkozen, wat mij betreft mogen ze allemaal terugkomen. Tot ik me vannacht ineens bedacht dat als één bepaalde band de poll zou winnen, er ook één bepaalde manager mee zou komen. En daar zit ik dus totaal niet op te wachten. 

De manager in kwestie presteerde het om tijdens het festival 23 keer te mailen. Als er tijdens zo’n weekend verder niks te doen is, zou dat niet zo erg zijn, maar er zijn nog een kleine 500 artiesten die aandacht nodig hebben. Zelfs al regel je alles nog zo goed, er is altijd wel iemand z’n parkeerkaart kwijt, of er is een trein vertraagd, of er staat ergens politie voor de deur wegens geluidsoverlast. 

Gelukkig kon er op zeker twintig mailtjes van de manager een simpel bericht terug worden gestuurd: ‘Scrol even naar beneden, dit staat uitgelegd in de mail waar je nu op antwoordt.’ Wat de overige vragen betreft: Onze medewerkers hebben bewonderenswaardig veel geduld, maar als je om 2 uur ’s nachts mailt of iemand weet hoe laat de winkels in de Markthal opengaan, roept dat wat lichte irritatie op.   

De manager heeft tussen het mailen door ook nog tijd gehad om rond te lopen en vrijwel iedereen die ook maar iets met Left of the Dial te maken had, lastig te vallen met vragen die we al drie keer hadden beantwoord. Hoe vaak kun je iemand vertellen dat de ontbijtbonnen in de envelop zitten die de stagemanager je net heeft gegeven? 

Om het verkiezingsproces niet verstoren, zal ik niet vertellen om wie het ging. Maar mochten jullie toevallig allemaal op de band van deze tijdrovende artiestenbegeleider stemmen, dan zien jullie binnenkort dus wel een vacature ‘manager-sitter’ op onze site verschijnen.

Minke Weeda