Kun je aan een nachtmerrie gaan hechten? Cicaden leiden ons de nieuwe droomwereld geschapen door Suuns binnen, en de insecten sluiten The Witness ook af. Het suggereert een eenheid, ook al telt het album van start tot finish acht afzonderlijke nummers. Cicaden, ze kunnen een teringherrie maken. Tegelijk staan ze symbool voor stilte, rust. Je hoort ze als je hoofd voldoende in rust is om ze te kunnen opmerken.
Zo’n rustig hoofd heb je ook nodig om de subtiliteit van het nieuwe album van het Canadese trio op waarde te kunnen schatten. Want het lijkt wel of Ben Shemie, Joe Yarmush en Liam O’Neill tijdens de pandemie de stilte hebben leren omarmen. In hun nieuwe werk krijgt stilte in elk geval meer dan voorheen de kans een hoofdrol op te eisen. Trio zeg je? Ja, Max Henry verliet de band in 2018 maar staat zijn voormalige bandmaten nu wel bij in de studio om hun ideeën te verwezenlijken. Behalve het vertrek van een bandlid moest de band tijdens het opnemen van deze plaat in 2020 nog een horde nemen: Ben Shemie woont nu in Parijs. Het trio werkt nu dus aan hun muziek terwijl een oceaan die hen scheidt.
Openingsnummer Third Stream laat ons gelijk kennismaken met de rust en stilte in het nieuwe werk van Suuns. Ben Shemie zingt in het 7 minuten durende epos met zijn nasale stemgeluid over een rustig kabbelende begeleiding. Pas de laatste minuten neemt het een beetje in volume toe en de band met een verdacht bluesy klinkende gitaar een thema inzet. Dit klinkt niet en tegelijk ook weer wel als het betoverende werk waarvan we Suuns kennen. Het zaait verwarring. het is al een nachtmerrie. Alles klinkt verwrongen, alsof de tijd rekbaar is, als een felgekleurde glibberige gel die door je vingers glijdt. En af en toe krijg je van de band een glimp van wat je wilt horen in hun muziek, om het dan weer snel weg te halen. Een nachtmerrie waar we wel aan zijn gaan hechten de afgelopen jaren. De eerste tonen van single Witness Protection zijn in die zin een feest van herkenning. Hier horen we Suuns zoals we ze hebben leren kennen. Het typische geluidsbeeld van de band leidt naar een refrein dat ingehouden euforisch klinkt, en je naar de knoppen van je versterker doet grijpen: dit moet harder, op deze lome groove moeten we keihard dansen. Maar het komt maar één keer… en het is er maar heel even. Zo manipuleren de Canadezen ons, ze fucken met onze verwachtingen, nemen als altijd wendingen in een richting die je niet verwacht en vaak genoeg niet wilt dat ze er heengaan.
Ben Shemie anticipeert op die indruk en legt bij de plaat uit dat Suuns voor de volhouders uiteindelijk wel levert. Misschien overtuigt het niet direct bij eerste beluistering, maar die beat, die komt er uiteindelijk altijd.
De rust en stilte komt onder andere naar voren door een voor je gevoel afwezigheid van drums en beats. Ze zijn er wel, en in een nummer als C-Thru ook nadrukkelijk als ondersteuning van overstuurde gitaren en synths; een uitzonderlijk wild moment op The Witness. Verder zijn drums en percussie op dit album meestal zo spaarzaam en subtiel aanwezig dat je het soms niet eens registreert. Dat helpt het gevoel in de hand dat Suuns voortdurend ingehouden musiceert op dit nieuwe album. Alsof ze de rust in de lockdown niet willen verstoren.
Ander opvallend element in The Witness is het gebruikte pallet aan geluiden. Zoals eerder opgemerkt komt een verdacht bluesy klinkende gitaar voor in C-Thru. En Go To My Head doet in een solo qua klankbeeld aan Pink Floyd denken, maar dan een Pink Floyd die de modulatieknop helemaal durft open te draaien tot standje nachtmerrie.
Ook afsluitend The Trilogy is gebouwd op ingehouden percussie, met name een synth die patronen speelt geeft het ritme. Tot na bijna 3 minuten voor een paar seconden drums invallen en je heel even mag proeven aan hoe dat orgasme zou kunnen aanvoelen, als Suuns maar eens een keer zou willen doorhalen. Nou vooruit, dat doet de band in deze track heel verrassend dan na vier minuten heel even nog een keer, tot het uitsterft en daar die cicaden weer zijn.