Na de vliegende start die The Wandering Hearts maakte met het debuutalbum Wild Science uit 2018, dat in 2019 opnieuw werd uitgebracht als Deluxe Edition met drie nieuwe nummers en vijf alternatief – live of akoestisch – gespeelde tracks, waren de verwachtingen voor het tweede album hoog gespannen. Extra spannend: het vertrek van singer-songwriter en producer Tim Prottey- Jones, waardoor het kwartet is uitgedund tot trio. Hoe groot was zijn invloed en hoe hard wordt hij gemist?
De overgebleven leden kan geen zelfvertrouwen worden ontzegd. Van vier naar drie kan een behoorlijke aderlating zijn. Dat zij de opvolger van het succesvolle debuut naamloos, dus naar zichzelf hebben genoemd, straalt iets uit van dit is wie we zijn, dit is hoe we klinken. Welnu, hoe klinkt dat dan?
De kracht van The Wandering Hearts zit hem nog steeds in de gevoelige samenzang en het sentiment van melancholie dat het twaalftal nummers weet op te roepen. Wel ligt de nadruk volgens mij een weinig meer op de zang van de dames en is de dosis pop die op het debuut overtuigend aanwezig was enigszins teruggeschroefd. The Wandering Hearts richt zich duidelijk op de wat meer die hard americanafan, die naast folk zijn neus niet ophaalt voor (alt-)country. Daarmee is het album minder toegankelijk voor een breed publiek.
Ja maar, hoor ik de lezer bijna denken, hoe klinkt het dan? Welnu, voor wie Wild Scilence kent, het is meer If I Fall dan Rattle of Fire And Water. Alhoewel, Never Too Late heeft wel wat weg van laatstgenoemde. Net als single Gold wordt het nummer gezongen gedragen door AJ Dean-Revington, het mannelijke deel van het trio. Persoonlijk vind ik de nummers waarin hij de boventoon voert en waar Tara Wilcox en Chess Whiffin hem vocaal ondersteunen de meest aansprekende. Naast eerdergenoemde zijn dat met name Over Your Body, Tell Me When I Wake Up en On Our Way.
De band wordt wel vergeleken met Fleetwood Mac en ergens kan ik dat wel begrijpen. Toch vind ik de vergelijking het meest opgaan wanneer ik luister naar het verschil in de nummers die door Dean-Revington worden gedragen en de nummers waar de nadruk ligt op de zang van de dames. Precies dat verschil kenmerkt ook de songs van/door Buckingham, Nicks en McVie. Wellicht is het een kwestie van smaak, maar ik geloof toch dat ik Prottey-Jones mis en daar kan zelfs Marty Stuart die meeschreef aan en meespeelt op Dreams niets aan veranderen.