Er moest afgelopen weekend een Plan B bedacht worden om het carnavalsgeweld in het zonnige zuiden te ontvluchten. Normaal gesproken nemen mijn partner en ik de wijk naar een carnavalsvrije zone in een Belgische stad, maar mijn vriendin had me verlaten. Weliswaar slechts voor een werkreis van een week, de timing had echter niet slechter kunnen zijn.
Hoewel ik een rasechte Limburger ben, zegt de ‘vastelaovend’ me niks (meer) en probeer ik het feestgedruis te mijden. Ik waardeer en respecteer de carnavalscultuur, de tradities, de gebruiken, de optochten, de saamhorigheid, het afzetten van ‘the powers that be’ ten faveure van een prins die drie dagen de scepter over dorp of stad mag zwaaien, Ik gun iedereen – ook degenen die de rest van het jaar handtam zijn en tijdens de ‘drie dolle dagen’ eindelijk weer eens gek kunnen doen – een verzetje. En voor mensen van boven de grote rivieren die denken dat carnaval drie dagen lang zuipen, hoeren en snoeren betekent en ‘the day after’ in je eigen of een vreemd bed wakker worden met de daver op het lijf om wat zich onder die schmink mag bevinden: néé! Dat is slechts ‘collateral damage’. Wat dan weer wél een absolute doodzonde is, die ervoor zorgt dat een kastelein met pek en veren het dorp of de stad wordt uitgejaagd? Het draaien van ‘Hollandse’ carnavalskrakers in café of zaal, in plaats van lokale, regionale of provinciale ‘vastelaoves-schlagers’. De olifant in de kamer mag dan niet benoemd worden, het paard in de gang daarentegen wél.
Nu was echter de vraag waar ik als hos-, sjoenkel- en polonaiseparia (drie vormen van bewegen op muziek voor mensen met het ritmegevoel van een straalbezopen baviaan) mijn heil moest zoeken. Allereerst naar de platenboer, om wat plakken vinyl op te pikken waar ik een tijdje zoet mee zou zijn. De platenboer zelf bleek ook voor een vlucht naar voren te kiezen en had een weekendje Amsterdam geboekt. Of dat dan weer soelaas biedt, waag ik te betwijfelen, aangezien het in onze hoofdstad continue carnaval is, of een geperverteerde versie daarvan.
Ik had in elk geval kaartjes op de kop getikt voor een concert van The Black Angels in Doornroosje in Nijmegen. Mijn studerende dochter ging mee en had me een onderduikadres aangeboden. Het slapen op een luchtbedje in een studentenkamer nam ik daarbij graag voor lief. Dan nog bleven er een paar dagen over, waarbij ik in aanraking zou kunnen komen met het rood-geel-groene virus dat zich ééns per jaar van de provincie meester maakt.
Zelfs de doorgaans onschuldige gang naar de plaatselijke vetsmelter wordt dan een barre tocht, want wanneer je je – niet verkleed of geschminkt – meldt voor een frietje en andere goed doorbakken delicatessen, loop je het risico te worden bekeken alsof je in je blote reet met je pielemuisje een helikoptertje doet in een drukke winkelstraat. Gelukkig bleek de bioscoop soelaas te bieden.
Nou kan ik wel allerlei drogredenen aanvoeren waarom ik geen carnaval vier, maar feitelijk komt het er gewoon op neer dat ik niet meer voldoende alcohol kan verstouwen om me – zonder het risico op een hersenbloeding – bloot te stellen aan carnavalsmuziek.
DJ 45Frank