Een band die elkaar belooft nooit uit elkaar te gaan, nooit op te geven. Het tekent de verbeten inzet van de Noord-Limburgse band Anaesthetics om ooit hun doel te bereiken. „Iedereen heeft expliciet uitgesproken: uiteindelijk willen we deels of volledig van het muziekmaken kunnen leven.”
Door Wim du Mortier Foto’s René Oonk
Onlangs presenteerde The Anaesthetics hun debuutalbum 1080. Een opvallende plaat omdat de leden net de dertig jaar aantikken maar muziek maken die is geworteld in een periode toen zij het levenslicht nog niet hadden gezien: de jaren tachtig. 1080 is een mooi klinkend en verzorgd album waarop – net als over hun live optredens – hooguit kritisch kan worden opgemerkt dat het iets te netjes uitpakt. Het is bijna té perfect.
Al even opvallend is dat de band er ruim tien jaar over heeft gedaan om dan eindelijk een album te maken. De meeste bands die aanhikken tegen het schrijven van voldoende materiaal van voldoende kwaliteit, gooit al lang voordien de handdoek. Niet het viertal The Anaesthetics. Ook niet na door de jaren heen heel wat teleurstelling voor de kiezen te krijgen. Je zou ze de ‘net niet’ band van Noord-Limburg kunnen noemen, zo vaak grepen ze al net naast een hoofdprijs. In schril contrast tot tal van dorpsgenoten. Want The Anaesthetics komt uit Horst aan de Maas, een woongemeenschap waar een opvallend hoog aantal succesvolle bands vandaan komt; noem het met vertegenwoordigers als Heideroosjes, Afterpartees en Rowwen Hèze gerust een Volendam van Limburg.

Zanger-gitarist Sam Duijf, drummer Stijn Vullings, bassist Des Spreeuwenberg en gitarist Koen Huijs zijn niet van het opgeven. De jongens leerden elkaar als tieners kennen op de middelbare school en startten met het coveren van Joy Division en The Cure. Eigenaardige keuze, want als je ze vraagt naar de muziek die hun smaak heeft gevormd worden toch vooral smaakmakers uit de jaren negentig en begin deze eeuw genoemd: Radiohead, Arctic Monkeys en Red Hot Chili Peppers. Alleen bassist Des Spreeuwenberg begint zijn lijstje vol overtuiging met New Order en noemt al snel Interpol. Voor alle leden geldt dat zij de wave uit de jaren tachtig pas later ontdekten, maar er ook door gegrepen zijn. Maar het zit dus niet van nature in hun dna gebakken. „Ik zat helemaal niet in die muziek toen ik erbij kwam”, geeft drummer Stijn Vullings toe. „Toen hij voor het eerst kwam hadden we afgesproken om in de pauze Interpol op te zetten”, grinnikt Spreeuwenberg. Een mooie manier om de nieren van de nieuwe aanwinst te proeven en een begin te maken om zijn muzieksmaak de juiste kant op te buigen.
Jarenlang ploeterde de band voort en liedjes schrijven verliep moeizaam. Wekelijks kwamen ze bijeen en in de oefenruimte kwam er al jammend uit wat eruit kwam. „In tien jaar tijd schreven we zo misschien twintig nummers waarvan er vijf zijn uitgebracht”, vertelt Vullings. Maar een jaar of twee geleden volgde er een ommekeer. Er werd besloten dat er serieus werk gemaakt moest worden van het schrijven, want het viertal had na al die jaren toch het idee dat er meer in zat. Van iedereen werd gevraagd thuis aan de slag te gaan en demo’s aan te dragen. In anderhalf jaar tijd schreef het viertal plots 100 liedjes, en Koen Huijs ontpopte zich met 65 nummers tot een waar liedjespoeper. Die berg materiaal vormde de basis voor wat 1080 is geworden.
En die lijn wil de band voortzetten. „Na al die jaren zie je nog steeds een stijgende lijn, we maken steeds betere muziek. En we zien daar steeds meer de uitdaging van in en beleven er plezier aan. Dat is een goede motivatie voor iedereen”, legt Duijf uit. Vullings: „Met dit album bereiken we een niveau aan dat we niet eerder hebben aangetikt. Een bevestiging dat het beter kon en vanaf nu nog beter kan.” „Ik heb niet het gevoel dat we aan een creatief plafond zitten”, zegt Spreeuwenberg vol overtuiging en ambitie.

Sam Duijf: „Door de jaren zijn we meer richting pop gegroeid: liedjes met coupletten en refreinen, opzoek naar hooks en goede melodieën.”
Waarom?
„Ik denk dat we het gevoel hadden dat het nodig is om iets van succes te hebben. Maar buiten dat voelen we ons er ook beter bij. Een goed liedje maken is een kunst. Eerder kwamen we niet verder dan een jam met misschien een kop en een staart en niet meer dan dat. Maar we willen beter worden, meer doen dan alleen een gitaarriffje dat om de vier maten herhaald wordt met een zanglijn er overheen. Zonder per se een knieval voor commercie te maken.” Stijn Vullings: „Ik denk dat er niemand die onze plaat opzet denkt dat dit een gooi is naar een top veertig notering. Maar voor ons gevoel is dit al behoorlijk poppy. We zijn gegroeid als songwriters. En hebben nu een duidelijk beeld van wat een Anaesthetics-nummer moet hebben.”
Vullings vervolgt: „Het heeft nu meer een doel. Daarom zijn we ook nog bij elkaar. Wij hebben met ons vieren het doel en geloof dat we met deze band iets kunnen bereiken.” Sam Duijf spreekt onomwonden uit dat de bandleden naar het niveau willen groeien dat ze van de muziek kunnen leven. En dus op een professioneel niveau met muziek bezig zijn. Duijf: „Iedereen heeft zich daar expliciet over uitgesproken: daar moeten we naartoe werken.” „We blijven het proberen totdat we het niveau bereiken dat we een clubtour door Nederland kunnen doen of op festivals als Pinkpop of Lowlands kunnen spelen” vervolgt Vullings. „We hebben genoeg tegenslagen gekend om te weten dat we hecht genoeg zijn om bij elkaar te blijven als het eens tegenzit. Dus we hebben gewoon tegen elkaar gezegd: we stoppen er nooit mee. Dan gaat het een keer lukken.”
Maar je verandert toch door de tijd? Misschien heeft een van jullie over een poosje andere prioriteiten, krijgen jullie kinderen of moet er een huis worden verbouwd… Hoe kun je elkaar zoiets zo stellig beloven?
Des Spreeuwenberg op strenge toon: „Je moet het gewoon simpel houden. In dit geval is het een hele simpele regel: gewoon niet stoppen, en daar een beetje stoïcijns aan vasthouden. En het niet moeilijker maken dan dat.” „Ja, dat is eigenlijk de enige regel die we hebben”, bevestigt Vullings. Hij vertelt dat de band al de nodige tegenslag te verwerken heeft gekregen. „Dat je bijvoorbeeld bij een wedstrijd net niet wint dat je op Pinkpop mag spelen; dat soort dingen. Alle bands maken dat mee en je moet weten hoeveel je kan hebben. Maar ik denk dat wij heel veel kunnen hebben. Maar natuurlijk zullen er in de toekomst moeilijke momenten komen waarbij je denkt, ‘is het het wel waard’. Dat zullen testmomenten zijn.” Spreeuwenberg: „Dan kun je karakter tonen. We hebben al veel van die momenten gehad. Daar zijn we nu wel overheen denk ik.”
The Anaesthetics speelt vrijdag 28 oktober als voorprogramma voor And Also The Trees in Paard, Den Haag

De Roland 1080 synthesizer
Het debuutalbum van The Anaesthetics is vernoemd naar een synthesizer: de Roland JV-1080. „In ieder nummer zit een sound van die synthesizer”, vertelt Des Spreeuwenberg glunderend.
Behalve een liefde voor new wave uit de jaren tachtig delen de bandleden een liefde voor synthesizers. „En die is door de jaren sterker geworden”, legt zanger Sam Duijf uit. „Kom je in een studio en er staan een paar van die apparaten, dan vinden we het prachtig om daar iets op uit te proberen.” „En dat geldt voor ons allemaal”, valt drummer Stijn Vullings hem bij. „Ik kan heel gelukkig worden van een hardware-synth. Des is daarentegen meer van de plugins op zijn computer. Ik vind dat niks, want als ik eerst door drie menuutjes moet klikken om een geluid te kiezen, dan word ik een beetje kriebelig. Ik heb liever knoppen waaraan je kunt draaien en dan hoort hoe dat ding klinkt. Het zijn sounds waar je op verliefd kunt raken.”
De keuze een album te vernoemen naar de Roland JV-1080 is wel bijzonder, want het apparaat behoort niet tot de meest geliefde uit de Roland stal. Het stamt uit de jaren negentig, werkt met presets – geluiden die door de fabrikant zijn ingesteld – en is digitaal. „Een beetje fout, met geluiden van trompetten en zo,” smaalt Duijf. Precies het type apparaat waar connaisseurs hun neus voor ophalen. Die geven doorgaans de voorkeur aan oudere analoge synths.
„Ik hoorde een keer een sound die wel een soort elektronische engelenzang leek. Ik ben er naar op zoek gegaan en na jaren kwam ik er dus achter dat het uit dat ding komt”, vertelt Des Spreeuwenberg. Uiteraard koos hij er voor om de plugin-versie te gebruiken en introduceerde het bij zijn bandgenoten. Die reageerden aanvankelijk weinig enthousiast, maar langzaam maar zeker beklijfde de eigenschappen van de 1080. „Op een gegeven moment kwam ik bij een repetitie, en had hij het echte ding gekocht”, wijst Spreeuwenberg naar zijn drummer. „Surprise!”
Stijn Vullings legt uit dat het apparaat is ontworpen om bijvoorbeeld componisten in staat te stellen een filmscore te maken, zonder een heel orkest in te hoeven huren. Daarom was het destijds populair. Behalve de ‘engelenzang’ produceert de synth ook mooie warme sounds en koortjes, vertelt zanger Sam Duijf, en blijkt dus een prima bruikbaar apparaat waarvan dankbaar gebruik is gemaakt bij het opnemen van hun album 1080. „En grappig is dat de producer in de studio, die zelf van die hele dikke synths heeft staan, langzaamaan ook een beetje verliefd werd op dat ding. Nadat wij het album hadden opgenomen stuurde hij een keer een fotootje: had hij er eindelijk ook een gevonden.”