Left of the Dial is een festival van uitersten. De contrasten zijn soms zo groot, dat het zeer aan je oren doet. Het ene moment spuit Yabba je oren uit met keihard geschreeuw, het volgende moment is het muisstil bij het zachte finger picking gitaarspel en die prachtige stem van Jake Xerxes Fussell. Left of the Dial 2022: het is bijna te veel om te bevatten.
Door: Demi, Mats, Michelle en Wim
Foto’s: Marcel van Leeuwen, Martijn Berlage, MuziScene
Check ook ons verslag van dag 1 – Struinen langs talloze bands op talloze podia
en het verslag van dag 3 – Hier kom je de artiesten gewoon tegen in de stad
Op misschien wel de mooiste venue van Rotterdam, de boot V11, presenteert en host Nospray de hele vrijdag de bands voor LOTD. Het Rotterdamse label dat zich graag profileert als de sound in de Rotterdamse underground, maakt zijn naam waar met een spetterende programmering die voor liefhebbers van punknoise en aanverwante genres een waar Walhalla is. Het Belgische Mitraille steekt van wal met zeer up-tempo punk/garagerock die niet per se doorsnee is. Wat een energie hebben en geven deze gasten. Geen gelul maar gaan. Met zeer strak drumspel, bevlogen gitaarriffs en een donker, vet en vunzig basgeluid weten zij een heet feestje te bouwen. Alleen het publiek lijkt nog niet helemaal wakker, want echt meegaan in de energieke flow gebeurt nog niet hoewel Mitraille dit wel echt uitdaagt. Als het trio later op de avond geprogrammeerd zou zijn, waren we op zeker verdronken in het zweet van deze hittegevoelige nummers en het razende geweld wat van het kleine podium de buik van het schip wordt ingeslingerd.

Divorce Finance is een beetje een gek tussendoortje. Flink uitgedoste muzikanten en een ongemakkelijk lachsalvo van de zanger is het enige wat blijft hangen. Je houdt ervan of niet, lijkt het credo.

Bij Beige Banquet is de boot afgeladen. Iedereen staat te popelen om deze band uit de UK met frontman Tom Brierley te aanschouwen. Met aanstekelijke krautrock, hoekig bas- en gitaargeluid en tikkie panische zang ontstaat een koortsachtige sfeer. Het is bedrukkend, benauwend en toch ook dansbaar, als in een staat van tranc. Eenmaal gepakt door de ritmische secties die je brengen in een urgente staat van zijn, is er geen ontkomen aan. We zijn aan de haak geslagen en volledig in de ban. Wat een band: strak, technisch formidabel, zo knap op elkaar ingespeeld. Vooral de bassist weet de hele boot op z’n kop te zetten door zijn doordringende op de voorgrond dwingende en aanwezige manier van spel. Een van de hoogtepunten van dit festival!


In Foo, een Aziatisch Fusion café, aangekleed met anime-tekeningen en knuffels, geeft De Witte Kunst een knettergek optreden. Het duo, enkel uitgerust met keyboard en microfoon, verplaatst zich compleet in de geest en het gedrag van vierjarige kleuters. Toetsenist Lyckle de Jong – om zijn nek een krans gemaakt van witte boterhammen – speelt eenvoudige deuntjes, die doen denken aan de kant-en-klaar opties op een keyboard tijdens muziekles. Zanger Koen van Bommel doet ondertussen zijn best om zich zo krankzinnig mogelijk te gedragen. Gekke bekken trekken, woedeaanvallen, gegiechel, gegil of brutaal uithalen naar het publiek, het hoort allemaal bij de show. De teksten zijn vaak onschuldig van aard en verkennen de meest luttele onderwerpen, zoals het nummer toegewijd aan ‘een vreemde die zijn jas toucheert’, met af en toe een uitzondering voor pessimistische gedachten over de huidige wereld. Het optreden bezoekers vooral bijblijven als een goed-uitgevoerde komedieshow zonder fouten.

De verwachtingen rond Keg, het omvangrijke gezelschap uit Brighton, zijn een beetje hoog gespannen. De band maakt in korte tijd furore met hun doldwaze concerten, en vertegenwoordigt de golf aan Britse acts die ergens tussen feestmuziek en postpunk opereren. Maar liefst zeven mensen kruipen het podium van Rotown op. Meest in het oog springend is de trombone van Charlie Keen. Juist dat instrument geeft de band wat extra’s ten opzichte van de concurrentie. Je moet toch in combinatie met de dansbare ritmes waarin Keg grossiert, denken aan de Two-Tone-periode waarin blazers de smaakmakers waren in de ska-bands van weleer. En Keen blijkt ook visueel de icing on the cake, wanneer hij zijn flexibele lippen zet op een schelp om daarmee eigenaardige, weemoedige klanken te produceren. Op Keg is het lastig een labeltje plakken; net als het 11-koppige Fake Turins dat een jaar geleden indruk maakte op Left of the Dial, leeft Keg van de input van zeven mensen met verschillende muzieksmaken. Mik dat allemaal in een pan, goed roeren, en je krijgt Britse pub-feestmuziek waarbij je niet stil kan blijven staan en waarvan je een goed humeur krijgt. De band leunt ook op de charismatische zanger Albert Haddenham die het publiek goed weet mee te krijgen. Hartstikke leuk. De vraag is alleen, is het meer dan dat?

Het is muisstil in Arminius. In de grote ruimte, op dat grote podium, staat een stoel, een gitaar en een kleine versterker. Dat is alles wat Jake Xerxes Fussell nodig heeft om de toeschouwers even een half uurtje weg te voeren van al het sonische geweld op LOTD. De Amerikaanse singer-songwriter oogt als de rust zelve en praat op zachte toon met zijn publiek. Toch zit er ook onrust in dat lijf. Zittend op zijn stoel vliegt er soms ineens een been omhoog of draait hij zijn voeten zo ver als kan naar buiten. Die onrust past niet bij de werkwijze van Fussell die zijn liedjes in alle rust inzet alsof hij mijmert en er de tonen bij zoekt op zijn gitaar, een poosje doorspeelt, tot de woorden komen. Woorden over het ruraal bestaan in de VS, vaak te cliché om serieus te nemen. Prachtig subtiel gitaarspel, waarin themaatjes de ruggengraat van de liedjes vormen. Wat deze folkzanger bijzonder maakt zijn die liedjes. Bijvoorbeeld Have You Ever Seen Peaches Growing on a Sweet Potato Vine?, waarin deze blue collar bruut een romantisch hart blijkt te hebben. In het lied vertelt hij het verhaal voor zijn liefde voor een vrouw wiens naam hij niet kan noemen. Tussen de strofen neemt hij steeds de tijd om op zijn gitaar het leidende thema uit te spelen, alsof hij je daarbij uitnodigt om tot je door te laten dringen wat hij je vertelt. Zo leidt Xerxes Fussel ons niets vermoedend naar de sleutelzin die bijna achteloos valt: ‘she’s a married woman but I love her just the same‘. Boem, impact. Prachtig optreden van een bijzonder artiest.

Alsof je in een scene van A Clockwork Orange wandelt: zanger-gitarist Curtis Gale, en bassist Joe Ingram van het Britse trio Mystic Peach – hoe kom je er op – kijken het hele optreden in V2_ agressief het publiek in. Of ze je elk moment bij de strot gaan grijpen. Maar zo heet wordt de soep niet gegeten. Als Gale bij de laatste tonen van de laatste eruptie van noise zijn gitaar op de grond pleurt en het publiek in springt, nog wat parental advisory teksten uitspuugt en wacht tot de klanken wegebben, stapt hij glimlachend het podium weer op om zijn microfoonstandaard weer netjes terug te zetten. Ze doen maar alsof, deze lieve jongens uit Southampton. Maar ze zetten V2_ wel kortstondig in vuur en vlam met een niet te negeren mix van psychedelica – denk aan veelvuldig gebruik van rare gitaareffecten – oosterse elementen, stuiterende rock, Oh Sees-gekte en pure noise die nog wordt versterkt door agressieve zang van Gale die helemaal uit zijn plaat lijkt te gaan. En dat wordt terecht gewaardeerd door het publiek in de propvolle oververhitte zaal.

The Byker Grove Fan Club uit de UK prijkt al van meet af aan op ons lijstje van bands die gecheckt moeten worden. In de omschrijving van LOTD wordt verwezen naar Shellac, en daar moet je bij zijn, toch? Dat dachten duidelijk meerdere LOTD-ers, want de grote zaal van Perron is goed gevuld. De basgitarist is duidelijk de charmante frontman, die de nummers met veel grappen, grollen en verhaaltjes aan elkaar lult. Er wordt dan ook meer dan eens ‘SPELEN!!’ geroepen. Maar meer ruis dan dat is er niet. De drie vriendelijke gasten zetten met zichtbaar plezier en een constante lach een zeer strakke set neer van tien dikke, vette nummers. Sterke ritmes, gitaarakkoorden die een chaotisch gevoel oproepen, strakke drumpartijen die de intensiteit versterken, maken dat het geen enkel moment verveelt.


Het nummer Accountant doet sterk denken aan de hysterie van Gilla Band en bij nummers als Cake Shop, Talent en Doorstep lijkt het als je door je oogharen kijkt alsof Steve Albini en Camilo Gonzalez een showtje voor je weggeven. Maar The Byker Grove Fan Club doet dit zonder zijn eigen geluid te verliezen. Puik werk dus van Huw Allen (bassist en zanger) en Conner Dack (gitarist), die met veel allure en hysterie een geluid voortbrengen en neerzetten waardoor ze een verborgen boosheid op een geestige en ironische manier weten te uiten. De moshpit is zelfs gemoedelijk en vriendelijk en daar vraagt de zanger ook om, “don’t hurt each other, just have fun.” Voor wie het gemist heeft, je had erbij moeten zijn! Precies zoals het in het LOTD-spoorboekje staat, post noise rock/pop op z’n best!

Na een kort bezoek aan Deadletter blijkt het verblijf in de wachtrij het dubbel en dwars waard. In een overvolle V2_ zaal gutst het zweet van de ontblote lijven terwijl de woest uit de ogen kijkende bandleden van Deadletter een stevige punk energie genereert. De set bestaat uit gedreven post-punknummers, stuk voor stuk dansbaar en gevarieerd met de toevoeging van percussie en blaasinstrumenten. De zaal staat in de fik terwijl het zestal zich klaarmaakt voor het nummer Heat, waarin frontman Zal Lawerence hypnotiserend de woorden “More heat” herhaalt. De hitte bestrijdt hij even later zelf door een blikje bier boven zijn gezicht uit te knijpen. Een aanstekelijke show met catchy post-punk waar je niet stil bij kunt blijven staan.


Wat een mooie zaal is Left of the Dial rijker met Doelen Up. Een prachtige plek waar bands die het moeten hebben van een goede geluidskwaliteit goed van zich kunnen laten horen. Londens Deathcrash heeft het genoegen er hun versie van slowcore te laten horen. Alle kans dus om van je te laten spreken, maar deze band – met een achtergrond in de Londense art scene – vergeet in alle aandacht voor esthetiek te scoren. Het begint met hun muziek waarin ze te nadrukkelijk hun voorbeelden als leidraad nemen. Met de fluisterzang, de geluidserupties en gesproken delen kun je ze toch bijna een Slint-coverband noemen. Waar is de eigenheid?



Bovendien gaat het in de details ook op dit vlak mis. Met een belabberde bass-sound bijvoorbeeld, geproduceerd met een vijfsnarig monster dat thuishoort bij een spierballenband als Korn. De irritatie groeit door hun presentatiewijze. Kennelijk bestaat het idee dat bij dit type muziek waarin het moet draaien om de emotionele spanning ook een uitlichting hoort waardoor je de band nauwelijks aan het werk kunt zien: blauw licht, enkel van achter. Echt irritant wordt het als bij de hardere momenten een stroboscoop op het publiek wordt gericht die pijn aan je ogen doet. Hier en daar zoeken mensen in het publiek een veilig heenkomen. Deathcrash, ook die naam lijkt in dit kader al zo cliché, neemt zichzelf veel te serieus.

De afsluitende act in de kleine zaal van Perron is Kill Your Boyfriend. Wie bij deze naam denkt aan een bende opstandige tienermeiden zit niet helemaal juist, maar is ook niet de enige die wat verrast opkijkt zodra de Italiaanse heren het podium betreden. Kill Your Boyfriend is gemaakt voor venues als Perron; donkere underground ruimtes, waar men aan de dagelijkse sleur ontsnapt en het hoofd verzet, maakt niet uit waar naartoe en voor hoelang, zolang we ons er maar in kunnen verliezen. Het Venetiaanse duo en hun additionele gitarist voorzien het publiek, dat grotendeels uit begin-twintigers bestaat, van precies datgene: muziek die het hoofd verzet en waar het zich in kan verliezen. Het hangt qua sfeer wat naar bands als Department S, Joy Division en Sisters of Mercy, dat is waarschijnlijk wat ze aantrekt, maar harder. Zanger Matteo Scarpa staat met zonnebril op het podium, beweegt als een soort Mick Jagger tusse de instrumenten door terwijl Antonio Angeli niet veel meer nodig heeft dan twee staande troms en stel cimbalen, waardoo een hoog marching band-idee ontstaat. Het klinkt lekker, maar de Cocteau Twins-achtige ballad halverwege bevestigt de gedachte dat het misschien niet zo heel erg nieuw, of dan toch niet zo heel erg baanbrekend aanvoelt.

Ondanks de vele podia die meedoen, valt het toch vooral op hoe druk het soms is. Misschien komt het dat we de krenten uit de pap zoeken, maar tjongejonge, het zijn gewoon ook wel erg veel krenten en niet iedereen kan op het zelfde moment overal bij willen zijn. Gelukkig is er vaak een herkansing op een andere dag, voor wie iets gemist heeft, maar goed, we maken onze borst nat. Zaterdagavond is wel de laatste kans natuurlijk, dus bereid je maar voor om te knokken voor een plekkie. Al zal dat bij nader inzien ook wel goed komen, want de moshpits waar we tot nu toe zijn ingedoken waren gemoedelijk en de sfeer in de rijen voor de deuren is ook zeer aangenaam. Left of the Dial editie 2022 is in volle gang en ondanks dat we nog niet heel veel echte uitbijters hebben gezien, kan daar op zaterdag natuurlijk nog verandering in komen. Of dat lukt? Dat lees je morgen in ons laatste verslag.
2 gedachtes over “Left of the Dial 2022 dag 2: ‘Voor wie het gemist heeft, je had erbij moeten zijn!’”