Het tweede album van de Ierse singer-songwriter Sorcha Richardson eindigt met een opname dat we haar horen lachen, in gesprek met iemand. Het klinkt als het ingehouden gegiechel van een verliefde tiener.
Lachen als een idioot, dat doe je natuurlijk in situaties waarin iedereen in de nabijheid merkt dat er iets met je aan de hand is, en jij je geneert. Dat je al om niets lacht, als die ander in de buurt is, een beetje verlegen met je hand voor je mond. Verliefdheid is in het spel, misschien. Maar boven alles het voelen van onbevangen plezier, in combinatie met angstzweet, klamme handjes en gêne.
Toch klinkt Smiling Like An Idiot helemaal niet euforisch, hooguit blij maar meer op een ingehouden manier. Als een mooie zonnige herfstdag. En dat heeft voor een groot deel te maken met de manier waarop Richardson zingt. Ze glijdt van de ene toon naar de ander. En ze zingt het allemaal in en in triest. Dat maakt Smiling Like An Idiot tot een ideaal herfstplaatje. Het is melancholiek, maar met een optimistische ondertoon, het klinkt warm en de liedjes zijn niet opdringerig maar koesteren je oren.
Net voor de pandemie debuteerde Richardson met haar eerste album en kreeg veel lof toegewimpeld en het leverde vergelijkingen op met bijvoorbeeld Phoebe Bridgers. Intussen is ze iets volwassener en maakte zij in haar eentje in Dublin haar tweede album. De plaat draait om haar ervaringen als jong volwassene waarbij ze verliefd wordt op die stad waar ze woont en de mensen om haar heen. Het levert een zoete melodieuze luisterplaat op met een paar mooie liedjes die qua stijl ergens ronddobberen tussen folk, alt-country en boterzachte indie.