Terwijl de mussen gebraden en al van het dak vallen en m’n hoofd een snelkookpan lijkt, schieten er toch zo links en rechts nog wat gedachten door m’n gebakken brein. Zoals de gedachte aan het fenomeen ‘after movie‘. Geen enkel zichzelf respecterend festival grijpt niét naar dit gereedschap uit de marketing-toolkit. Met als resultaat razendsnel en inventief gemonteerde filmpjes die je een idee moeten geven hoe het was op de wei. Bands die losgaan, een altijd extatisch publiek, met drones gemaakte shots van het festivalterrein, vreemde kostgangers in carnavalskledij en ga zo maar door. Het doel: met terugwerkende kracht een Fomo-gevoel oproepen en een eerste aanzet geven om als de wiedeweerga kaartjes te kopen voor de volgende editie van een festival, zo gauw de voorverkoop start.
Bij het bekijken van een after movie van een festival waar ik zelf bij aanwezig was, bekruipt me steevast de vraag of ik wel op hetzelfde festival ben geweest dan getoond in het filmpje. Heb ik wat gemist? De band die mogelijk ‘the future of rock & roll’ belichaamt?
Het is vanuit PR-opzicht natuurlijk ‘not done‘, maar ik mis ook de filmpjes die ‘het eerlijke verhaal’ vertellen. Althans: een deel van het verhaal dat óók onlosmakelijk met een festival verweven is. Een filmpje van de ‘Dixie Chicks’, de vrouwen die met dichtgeknepen neus en een blik vol afschuw de sanitaire voorzieningen verlaten die een dag in de blakerende zon hebben staan marineren (filmed in glorious Smell-O-Rama!). De mannen – meestal mannen – die zich bij een regeneditie als regelrechte modderfokkers ontpoppen en zich met doodsverachting in de blubber werpen, ooit op Pukkelpop door de band Wire treffend omschreven als ‘Einstein’s cowboys’. De huisapothekers die met pupillen zo groot als schoteltjes en met malende kaken losgaan op een four-to-the-floor van de dj van dienst. De ongelukkigen die hun eigen innamevermogen gruwelijk hebben overschat en hun maaginhoud op het gras deponeren. Op Pinkpop zag ik jaren geleden een bijzonder overtuigende kotser, die zittend op de grond de eerder genoten drank en spijs offerde, hetgeen me deed opmerken ‘de worst is yet to come’. Of een filmpje van de band wier optreden doodslaat als bier in een vettig glas, nauwelijks de handen op elkaar krijgt en afgaat door de zijdeur. De op beeld vastgelegde minkukels (m/v/x) die zich, geteisterd door ‘the Dutch disease’, met een beker bier en met de rug naar het podium door een optreden heen lullen, tot grote ergernis van degenen die wél aandacht kunnen opbrengen voor wat er op het podium gebeurt. De straalbezopen festivalganger die ’s nachts op de camping over een scheerlijn struikelt en een noodlanding op een andere tent maakt. De festivalgangers die nog over voldoende energie en een broek vol goesting beschikken om in een naastgelegen tent het beest met de twee ruggen uit te beelden, inclusief de bijbehorende soundtrack. De campings die na afloop van een meerdaags festival de aanblik bieden van een in allerijl verlaten vluchtelingenkamp en die me – wanneer ik in de donkerste krochten van mijn geest afdaal – het idee geven dat we ooit feestend ten onder zullen gaan, stikkend en verzuipend in onze eigen rotzooi.
Tot het zover is, nog even genieten van de tweede helft van de festivalzomer. Moedig voorwaartsch!
DJ 45Frank