Komend weekend een dagje Pinkpop meepikken. Wat voor de ene Limbo carnaval is, is Pinkpop voor mij: traditie. Ongeacht de kwaliteit (of het gebrek daaraan) van het programma: als ik er niet bij ben, krijg ik last van ontwenningsverschijnselen. En er valt altijd wel wat koren tussen het kaf te ontdekken. Sinds 1978 – buiten de coronajaren – twee edities gemist, dus u mag beginnen te tellen, hoef ik dat niet meer te doen.
Kaarten van de grote festivals worden vooral verkocht op de headliners. Als rechtgeaarde snob interesseren die mij doorgaans nog het minst. Want oftewel niks voor mij/geen moer aan/al gezien toen ze nog kleiner en/of relevanter waren. Zo heb ik de afgelopen jaren The Rolling Stones en Paul McCartney slechts ter kennisgeving aangenomen. Even afvinken en door. Van de groten der aarde wekte alleen Bruce Springsteen onverwacht veel enthousiasme bij me op. Tevens mooi om te constateren dat de artiest die de trubbels van de gewone werkmens bezingt, na afloop met een miljoentje of wat op zak weer huiswaarts mocht keren.
Ach, de ene keer valt zo’n headliner mee, de andere keer haal ik er mijn schouders over op of ben ik tijdens of vóór de afsluitende show al pleite. Want er wordt al eens misgekleund in het bronsgroene eikenhout, met als uitschieter naar beneden Justin Bieber, het tieneridool dat voor een enthousiast vak met ontluikend schaamhaar een playbackshow ten slechtste gaf, met daarachter een veld hoofdschuddende muziekliefhebbers, voor zover nog aanwezig. Als Doe Maar al ongewild op fruit mocht worden getrakteerd in de jaren tachtig, dan had bij Bieber een complete groentewinkel nog niet volstaan. Ook de experimenten met Bruno Mars en Pharrell Williams werden hier niet bepaald op gejuich onthaald.
Hoogtepunten voor ondergetekende wat betreft headliners, inclusief een hoog ‘opa, vertel nog eens’-gehalte, waren wat mij betreft Thin Lizzy (1978), het in zwarte rookwolken vanwege in de hens gezet plastic gehulde The Jam (1980), The Cure (1986), R.E.M. (1989), Happy Mondays (1991), het met een gipspoot bijgewoonde The Orb (1994) en Sinéad O’Connor (1995). Daarna zijn heel wat headliners verdwenen in ‘the mist of time’, te meer daar er met de uitbreiding naar drie dagen en evenzovele topacts, ook voor Pinkpop het hek van de dam was. Verder nog als bijzonder gruwelijk ervaren: DJ Armin van Buuren, met als ‘special guest’ de parodie genaamd David Lee Roth, die Jump in een toonaard bracht die de Landgraafse ratten piepend een goed heenkomen deed zoeken.
De enige reden om ook een tegenvallende headliner uit te zitten, was altijd gelegen in het feit dat daarna Jan Smeets je met schorre stem vriendelijk verzocht om vooral rustig naar de uitgang te lopen. Het zal wennen zijn, nu het vertrouwde stemgeluid van Mr. Pinkpop na afloop niet meer te horen is. Gezien de verwachte temperaturen komend weekend, heb ik in elk geval enkele van diens gevleugelde woorden in mijn oren geknoopt: ‘Blijven smeren!’
DJ 45Frank