The Celtic Social Club is een folkrock band met wortels in Frankrijk en Ierse inbreng door Dan Donnely (Levellers, The Wonder Stuff) die verantwoordelijk is voor de songwriting. Dat Kelten aan beide kanten van Het Kanaal leefden, is niet algemeen bekend, maar wie de zes Franse muzikanten met Donnely bezig hoort kan niet anders dan erkennen dat het heel natuurlijk overkomt. Zo ook op dit vierde album Dancing Or Dying?, dat niet anders dan een vraag naar aanleiding van de Covid-pandemie lijkt te zijn.
Zoals veel albums de afgelopen tijd tot stand kwamen, is Dancing Or Dying? ook fragmentarisch tot stand gekomen. Omdat de muzikanten elkaar niet konden opzoeken werden partijen los van elkaar ingespeeld, heen en weer gestuurd, samengevoegd, weggegooid, vervangen, gemixt, geremixt en gemasterd. Toch valt op het eindresultaat niets af te dingen.
Wat in eerste instantie opvalt is dat de nadruk meer op Social dan op Celtic lijkt te liggen. Die sfeer ligt er minder dik bovenop dan op eerdere albums, alsof is gekozen voor een Keltische nuance in plaats van ambiance. Zo duurt het op openingsnummer For Real tot voorbij de helft, wanneer een viool voor een Keltisch folksausje zorgt. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor het stemmige Ego, die vooral een folkrocksong lijkt, tot een typische whistle op een zacht bedje van drums en bas een er kort een traditional van lijkt te maken.
Maar laten we nog even terugkeren naar het begin van de plaat, want de opener is een uitstekende poprocker, die qua sfeer en tempo de band wel doet weghebben van Dexys Midnight Runners, maar dan authentieker en zonder het effectbejag. Het wordt gevolgd door wederom een uitstekend popnummer, The Edge Of The World, waarop niet alleen de tekstdichtvaardigheden van Donnely opvallen, maar ook de veelzijdigheid van de muzikanten, die laten horen dat naast rock ook pop en wave het prima doen met folk in de mix. Dat het tempo en de energie wat omlaag gaan met single Home mag de pret niet drukken. Behalve dat het voor variatie zorgt is het een prachtig nummer om bij teef te dromen. En dat geldt ook voor het beatlesque Time’s Up.
Donnely en consorten nemen ons bij de hand en voeren ons met hun liedjes moeiteloos van de soms kille werkelijkheid naar een zorgelozer lala-land, al dan niet met groene grazige heuvels of naar de beslotenheid van een pub. Valt er dan niets aan te merken op Dancing Or Dying?? Nou, persoonlijk ben ik geen fan van El Dorado, waar de folknuance ver te zoeken is, het ligt er een beetje dik op en dat is nog aanstekelijk ook! Dat het wordt gevolgd door eerdergenoemde Ego met een prachtige opbouw en dat groots klinkt, terwijl het klein wordt gehouden, maakt veel, zo niet alles goed. Toch lijken we het keerpunt van het album bereikt te hebben, want de slotnummers zijn allemaal, in tegenstelling tot wat ik eerder beweerde, juist doorspekt met Celtic soul. Dat geldt zowel muzikaal als tekstueel, zoals op The Silence wanneer Donnely zich in Gaelic tot ons richt.
En zo kunnen we concluderen dat The Celtic Social Club zowel fris en nieuw, als vertrouwd klinkt. De rode draad is toch onmiskenbaar folk met Keltische wortels, terwijl uitbarstingen van rockenergie en popmelodie voor een aangename pendant zorgen, zoals slotnummer Self Important Clown schijnbaar achteloos op de valreep nog even bevestigd.