En jawel hoor. Elk jaar hetzelfde liedje. Heb je je net consciëntieus van je taak gekweten om een eindejaarslijst samen te stellen en deze rondgestuurd naar je amigos da musica – een in het licht van de toestand in de wereld volstrekt nutteloze, maar verdomd leuke traditie – komt er nog een album voorbij dat te laat binnen is gekomen om nog mee te nemen in je hoogstpersoonlijke ‘lijst der lijsten’.
Hoe dat zo? Nou, na een instore DJ-set bij mijn favo vinyldealer (Sounds Venlo, voor de liefhebbers) ontbrak er nog één schijf om de vinyljunkie-itch te dempen. Mijn partner in crime en ‘music buddy for ages‘ T. even geraadpleegd, die al een keer een song van de kandidaat-aankoop gepost had op Facebook en diens zegen gekregen. Nog een keer die betreffende song (Canola fields) snel beluisterd op joeptjoep en verder blindelings/dovelings gekocht. Mannen hebben immers niet veel nodig om verleid te worden. Aangezien er nog een rijtje platen te wachten lag, pas afgelopen week de dubbele vinylplak op de draaier gezwierd. En gelijk mee met James McMurtry en diens The horses and the hounds album. Spoiler alert: we hebben hier niet te maken met ‘the next big thing’ of ‘the future of rock & roll’, maar met een méér dan bonafide Americana/alt country/rootsrock-schijf, voor wie er een etiketje op wil plakken.
Gedurende beluistering meegezogen in het universum van McMurtry, dat bewoond wordt door ‘beautiful losers’, ‘suckers‘ met ‘bad luck‘ en een liefdesleven vol littekens, blutsen en builen. Niet dat de verworpenen der aarde gelijk zullen ontwaken na dit album, maar ze zullen er ongetwijfeld een glimlach aan overhouden. Want McMurtry schrijft bijzonder spitse, deels tragikomische teksten. Kleine verhaaltjes waarin bovenstaande verworpenen – waartoe hij zich, met de tong ferm in de wang, waarschijnlijk zelf ook toe rekent – figureren.
Vriend Google er eens op nageslagen en het blijkt hier om een veteraan te gaan die op zijn zevende van zijn moeder zijn eerste gitaar kreeg. “My mother taught me three chords and the rest I just stole as I went along. I learned everything by ear or by watching people.” Een boekenwurm, ‘house painter, actor, bartender, and sometimes singer, performing at writers’ nights and open-mic events’, zo leert Wikipedia. Samengewerkt met niet de minste namen: met Mellencamp, John Prine, Joe Ely en Dwight Yoakam, in ‘supergroep’ Buzzin’ Cousins. Ook al een aantal ‘critically acclaimed’ albums op zijn naam staan. En hiero desondanks compleet onder de radar doorgevlogen. Inhaalmanoeuvre á la Verstappen dan maar.
Goed, we hebben dus onder meer Canola fields, liefdesspijt die drie decennia na dato enigszins wordt goedgemaakt. Een bloedmooi Vaquero, opgedragen aan een overleden dierbare. Decent man, een western met kruitdampen, zonder ‘happy end‘. De onmacht om er, naast een leven als muzikant ‘on the road’, ook nog een bevredigende relatie op na te houden (What’s the matter). Plus de ongemakken wanneer je ‘visually challenged’ bent en steeds je bril verliest (Ft. Walton wake-up call). Prachtplaat.
Dan treedt bij ondergetekende – every inch a 7 inch man – onmiddellijk een Pavlov-reactie op. Heeft McMurtry ook 7” singles uitgebracht? Bingo! Painting by numbers en het lekker voortrazende en naar een plakkerige dansvloer in een smoezelige bar vol ‘rednecks‘ lonkende How’m gonna find you now. Hebbuh!
Toch nog een puntje van kritiek. Waarom een dubbel-LP uitbrengen en dan de laatste kant van de tweede plaat onbespeeld laten? Nu ik James McMurtry een héél klein denk te kennen, vermoed ik dat dat met opzet en een grijnslach is gebeurd, als een gratis (levens)les bij de cursus ‘Omgaan met teleurstellingen’.
DJ 45Frank
PS Fijne jaarwisseling en alvast de beste wensen. Opdat 2022 qua live-muziek in niets lijkt op 2021 en 2020.