Don’t fear the reaper

Doodgaan, da’s nou typisch iets voor oude mensen. Zo dacht ik er waarschijnlijk over toen ik nog jong was en onsterfelijkheid een reële optie leek. Goed, ook in mijn jonge jaren wisselde wel eens een oom, tante en grootouders op jaren het tijdelijke voor het eeuwige. En bleek er links en rechts ook in de jongere leeftijdscategorie iemand ten prooi te kunnen vallen aan een ongeneeslijke ziekte. Of viel er wel eens iemand buiten de levensboot doordat íe harder reed dan ‘ie hebben kon, der dagen moe een grote sprong zonder vangnet waagde, een touw vlocht om het aardse tranendal vroegtijdig vaarwel te zeggen of in een poging een intercity weg te koppen. Allemaal vreselijke menselijke tragedies, maar de dood bleef jarenlang merendeels op gepaste en veilige afstand van mijn inner circle van dierbaren.

Die tijd is voorbij. Het plaatsen van een Abraham of Sarah bij de voordeur lijkt voor Magere Hein een invitatie om te komen buurten en te kijken of er wat te halen valt. De afgelopen jaren moest ik onder andere afscheid nemen van mijn eerste grote liefde, de zus van mijn ex en onlangs nog van een ouwe voetbalmakker, wiens rikketik er vlak na zijn vijftigste verjaardag plotseling mee ophield. Allemaal signalen dat de tijd van bruiloften en beschuit met muisjes definitief plaats heeft gemaakt voor begrafenissen, crematies, koffietafels, broodjes en een plakje cake. Geen prettig vooruitzicht, but nobody gets out of here alive.

Ook in de popmuziek wordt de dood sinds jaar en dag bezongen. De ene keer met afschuw en verdriet, de andere keer met gelatenheid of humor. Artiesten als Leonard Cohen (You want it darker) en David Bowie (Blackstar) voorzagen in hun eigen muzikale bidprentje. Cohen somde in Who by fire eerder al diverse mogelijkheden op om er schielijk tussenuit te piepen. In de death metal, gangsta rap en murder ballads is de body count niet bij te houden, maar ook in de mainstream muziek speelt ‘the grim reaper’ regelmatig de hoofdrol, van het zeemzoete Tears in heaven (Eric Clapton) tot Bobbie Gentry’s Ode to Billie Joe. Van het romantische idee samen te sterven zoals The Smiths (There is a light that never goes out) en White Lies (To lose my life) het voor het voetlicht brachten. Van Springsteen’s The last carnival tot Death Cab for Cutie’s I will follow you into the dark, waarin al een voorschot wordt genomen op het verlies van een geliefde. Of Sophia’s So slow, waarin de dood de gedaante van een sluipmoordenaar aanneemt en het verscheiden van The God Machine medeoprichter Jimmy Fernandez wordt betreurd. Eels’ Electro-shock blues was in zijn geheel doordrenkt van dood en verderf (je wenst het niemand toe, maar het verlies van familieleden leverde wel Eels’ beste plaat op, naar mijn bescheiden mening) en zo zijn er wel meer voorbeelden van platen waar de dood een prominente rol op speelt. We komen allemaal aan de beurt en mogelijk is het advies van Blue Öyster Cult (Don’t fear the reaper) nog het beste. Keep calm and carry on, tot het lijntje definitief breekt. Wie een portie gitzwarte humor kan smaken: Sieben tödliche Unfälle im Haushalt van Die Tödliche Doris biedt dark comic relief dat even gruwelijk als gruwelijk grappig is. Wie gelovig is of er op gokt dat er na het aflijvig worden en na het in een flits voorbij zien komen van de film van je leven nog een sequel volgt – eventueel in een andere dimensie – kan troost putten uit het door diverse artiesten gecoverde Death is not the end van Bob Dylan. Iemand die naast Keith Richards wel degelijk over het eeuwige leven lijkt te beschikken.

Zware kost allemaal? Neem dan een paar druppels van Giel Beelen’s shambala kruidenmengsel. Knapt een mens enorm van op, naar het schijnt.

DJ 45Frank

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s