Op zijn debuutalbum Half Mirror laat Matthew O’Connell, alias Chorusing horen dat een album met zeer spaarzame instrumentatie juist enorm meeslepend kan zijn. O’Connell levert met zijn combinatie van ingetogen vocalen, folkgitaararrangementen en bezwerende maar spaarzame synthesizerklanken een album af dat, ondanks dat er op dynamisch vlak bijzonder weinig gebeurt, de luisteraar toch volledig meetrekt.
Dat O’Connell een achtergrond heeft als metal drummer, lijkt absoluut niet terug te horen te zijn in de introspectieve folk liedjes op zijn debuut als Chorusing. Toch heeft juist die achtergrond grote invloed gehad op de songwriting op het album. O’connell legt uit: „Ik denk dat die periode twee dingen bij me heeft ingeprent: een lange aandachtsspanne en het vermogen om in eenzaamheid obsessief ergens aan te werken.” Juist die twee monnikencapaciteiten vormen de geest van Half Mirror.
Ruim tien jaar werkte Chorusing aan zijn debuutalbum, en dat is terug te horen in de aandacht voor detail. Alle laagjes op het album klinken subliem. In de tijd dat O’Connell begon met schrijven aan het album, werkte hij voor synthesizerfabrikant Moog. Dit heeft er onvermijdelijk voor gezorgd dat het album gevuld is met prachtige synthesizerklanken. Om tot de perfecte klank te komen, bouwde O’Connell zijn eigen synthesizer, die poëtisch Balsam genaamd werd.
Het album laat zich letterlijk het beste als geheel beluisteren; de nummers lopen alle in elkaar over. Toch heeft het album een duidelijk hoogtepunt, het bedwelmende Watching the Beams. Begeleid door vervreemdende synth arpeggio’s en hypnotiserende effecten op zijn stem, neemt O’Connell je mee in een herinnering aan een paniekaanval in een gestrande metro in Brooklyn. De pulserende elektronica lijkt zowat aangestuurd te worden door O’Connells versnelde hartslag.
Half Mirror is een bedwelmend debuut, dat bij beluistering aan de ene kant de tijd stil lijkt te zetten, maar aan de andere kant binnen enkele momenten voorbij lijkt te vliegen. De spaarzame instrumentatie klink perfect. Toch rest de vraag: hoe zou het klinken als O’Connell zijn perfectionisme zou toepassen op een wél vol gearrangeerd album?