Zo eens in de zoveel tijd komt ‘ie voorbij. Zo’n dag die ik gemakshalve maar de Mieke Telkamp-dag heb gedoopt. Een dag met de mot in je lijf, inclusief ernstige ‘waarheen, waarvoor?’-verschijnselen. Dat je in de achteruitkijkspiegel van je eigen leven kijkt en achterop liggend verkeer ziet naderen met kentekenplaten waarop je nog net ‘zinloos’ en ‘betekenisloos’ kunt lezen, voordat je luid toeterend wordt ingehaald, terwijl je zelf voort sjokt op de snelweg naar Nergenshuizen. Een wtf?-dag, die ervoor gemaakt is om weer in je nest te kruipen en de dekens over je hoofd te trekken, in de hoop dat ‘ie snel voorbij zal zijn.
Zo’n dag waar geen lichtpuntje te bespeuren valt en dan word je godverdomme ook nog een hoogmis van kwaliteitsmuziek ontnomen. Géén 538 Oranjedag. Een enorme klap voor de snollebolleficatie van het festivalwezen. Komende zaterdag zitten tienduizend bezoekers van dit Fieldlab-experiment vertwijfeld thuis, niet wetend hoe ze zonder de inspirerende leiding van De Slimste Mens van Nederland naar links of naar rechts moeten gaan. Tienduizend mensen die zich vrijwillig hadden willen laten infecteren via de muzikale aerosolen die superspreaders als Di-Rect, Krezip en Wolter Kroes over de menigte zouden hebben uitgestort. Tienduizend helden die als proefkonijnen de wetenschap vooruit hadden kunnen helpen in de strijd tegen dat fokking virus. Het is werkelijk godgeklaagd.
Alsof dat nog niet erg genoeg is, komt er mogelijk ook nog een Super League aan. Wat moet je daar als voetballiefhebber in hemelsnaam mee, zo’n speeltuin voor de Rupsjes Nooitgenoeg van het balletje trappen? Mind you, vroeger was heus niet alles beter. Toen moesten voetballers nog stevig bijbeunen om een appeltje voor de dorst veilig te stellen, of anders na afloop van hun carrière uit arren moede een sport- of sigarenzaak beginnen. Wel een mooie tijd, die talloze muzikale pareltjes heeft opgeleverd, door pingelaars die ook in een opnamestudio onnavolgbaar waren. Neem nou El Salvador Johan Cruyff. Wat kon die gozer zingen! Hier schalt nog regelmatig de megahit Oei, oei, oei (dat was me weer een loei) door de huiskamer. Of De Kromme, nog zo’n zingende geweldenaar, getuige zijn Don’t forget me. Ruud Gullit die met het muzikale zonnestraaltje Not the dancing kind elk bezwaard gemoed verlichtte. Geinponem Gijp die met Geef me hoop Jomanda een ode bracht aan een destijds befaamde gebedsgenezeres. Over de grens tilde Paul ‘Gazza’ Gascoigne het Madchester-genre naar een hoger niveau met Fog on the Tyne. Of de voortreffelijk Duits sprekende Belgische keeper Jean-Marie Pfaff, die in een een-tweetje met Fenna en met Wir zwei op de traanklieren mikte. Nee, ook het voetbal is verrot tot en met, als Duitsland al van Noord-Macedonië verliest. Die Nationalmannschaft scoorde in 1974 een stuk gemakkelijker met Fussball ist unser Leben, compleet met een duizelingwekkende choreografie. En waar we hier onze helden op voetbalsloffen niet op waarde weten te schatten, is dat in het buitenland wel anders. ‘Goudhaantje’ Johnny Rep kreeg van Mickey 3D de eer die hem toekomt. Clubliefde, waar vindt je dat nog? In elk geval in het Noorden van Duitsland, waar cultclub FC St. Pauli werd bezongen door Thees Uhlmann.
Al deze fantastische liederen zouden troost kunnen bieden tijdens een Mieke Telkamp-dag, ware het niet dat ik in de badkamerspiegel een wijkende haargrens constateer en m’n kruin op een kaal getrapt doelgebied begint te lijken. Kom er maar in, Barry Hughes. Het leven is volkomen kut, maar gelukkig niet ernstig.
DJ 45Frank