Money & The Man – Mammon

Dat Money & The Man van duo naar trio is gegroeid, is goed te horen. Het vierde album van de band uit Zwolle opent weliswaar aarzelend met instrumentele ruis, maar ontvouwt zich daarna vlot. What Have You Got To Loose is het tweede nummer. Het opent met de stelling dat je slechts één God kunt dienen en bevat stevige riffs en voor Money & The Man kenmerkend drumwerk door Ymte Koekkoek. Toch kent het nummer al snel een rustpunt en is het vooral de stem van Henk Wesselink die het draagt. Het wordt gevolgd door het al even stevige Sea Of Chemicals, dat zwaarder klinkt, maar wel een duidelijke Money & The Mansignatuur heeft, al doet het ook enigszins denken aan Queens Of The Stone Age. Het wordt gevolg door Don’t You Think You’re A Cool Man, dat minder heftig is en meer swagger heeft. Het klinkt levendiger dan de eerste drie nummers en is ontegenzeggelijk Money And The Man. Net als de door mij hiervoor beschreven nummers is het eerder uitgebracht als single. Tot zover niets nieuws onder de zon dus, maar hoe klinken de overige nummers op het elftal dat Mammon is gedoopt?  

Over het algemeen kan worden gesteld dat het album heavy en groovy is, maar By Myself is dan toch een uitzondering op die regel, want kenmerkt toch als rustiger dan door de bank genomen en hoewel het swingt, is dat onderkoelde swing, alsof de noten gestold zijn, terwijl ze wel vaart lijken te willen maken. Knap. Who’s There To Blame klinkt als een liefdesbaby van Black Sabbath en Jimi Hendrix dankzij een uitgekiende mix van metal, stoner, een bluesy gitaarsolo en soulvolle zang. Dat laatste is ook volop aanwezig op het rustige Outskirts, dat van mij best langer had mogen duren. Maar dat geldt over het algemeen voor alle nummers, want ondanks dat dit album een elftal betreft, duurt het slechts iets langer dan een half uur. Toch maar live gaan zien dan? Jazeker, in de eerste plaats omdat de band een vaste bassist heeft, zodat live een nog steviger muur van geluid kan worden gebouwd, en in de tweede plaats omdat de nummers op Mammon zeker potentie hebben om live te worden uitgebouwd met solo’s en stevige jams.  

En wat laat Tim Kampman zijn bas lekker ronken! Luister maar eens naar Then You Steal It, dat vrijwel naadloos overgaat in, She Won’t Pretend, funky stoner, met staccato zang, beukende drums en strakke riffs, dat zó als een rechte streep van begin naar einde beweegt, dat de band het intermezzo-achtige, schier akoestische The Fruit inlast als bruggetje naar alweer het laatste nummer, Someday We’ll All Find Out, waarmee het trio nog een laatste keer uitpakt. Het slotnummer is het langste van Mammon, een album dat meerdere luisterbeurten rechtvaardigt, aangezien het daardoor steeds meer laat zien. Het is namelijk alsof verschillende sluiers de kern bedekken, die stuk voor stuk moeten worden ‘ontluisterd’, waarna het niet langer duidelijk is wie wie uiteindelijk te grazen neemt, heeft de luisteraar de band te pakken, of heeft Money & The Man de luisteraar dan eindelijk bij de lurven? Er zijn hoe dan ook twee winnaars: Money & The Man, omdat hij er een fan bij heeft en de luisteraar, omdat hij een heerlijk album doorleeft, met muziek die hij zich óók eigen heeft gemaakt. 

Plaats een reactie