In het meest op social media gedeelde museum van Nederland zag ik een werk van een dove kunstenaar.
Het was maar een klein onderdeel van het geëxposeerde werk, maar wel meteen mijn lievelings: hij had de briefjes verzameld van vrienden waarmee hij in de kroeg zat die hem hadden proberen uit te leggen wat voor soort muziek er werd gedraaid. De een had een hele verhandeling opgeschreven vol referenties aan diverse bands, een ander had melodielijn in lalala’s proberen samen te vatten. En natuurlijk was er ook een briefje met ‘wees maar blij dat je niet kunt horen’.
De kunstenaar was niet doof geboren, toen hij tien jaar was, raakte hij door een ongeluk zijn gehoor kwijt. Hij kende dus bepaalde liedjes wel, maar na het ongeluk waren er nooit nieuwe bijgekomen.
Daar schoot ik bijna van vol. Ik kende op mijn tiende echt niet genoeg liedjes om de rest van mijn leven mee door te komen.
Maar het gemis van dat wat je niet kent, is meestal minder groot dan dat van wat je wel kent.
Ik bedacht me namelijk dat het toch bijna niet anders kan dan dat mensen die op latere leeftijd doof zijn geworden weleens moeten worden gekweld door fantoomliedjes. Zoals je nog steeds pijn kunt hebben aan een geamputeerde voet, hoor je een flard van een melodie of tekst van vroeger in je hoofd tot je er bijna gek van wordt. Normaal google je dan even, of je zingt het iemand voor, vervolgens zoek je het liedje op en draai je het een paar keer. En weg is de pijn.
Wat een hel als je die mogelijkheid niet meer hebt.
Daarna ben ik snel bij het nepzwembad en de realistische reuzen TikTok-filmpjes gaan maken. Kunst moet wel leuk blijven.
Minke Weeda