J. Robbins – Basilisk

Een Basilisk is een dier dat in fabelen wordt genoemd, soms gerefereerd als ‘de koning van de serpenten’. Geboren uit een leerachtig ei, gelegd door een zevenjarige haan, ergens tussen een slang, een draak en een kip in. Al in het Oude Testament komt een Basilisk enkele keren voor, en telkens lijkt het te verwijzen naar een naderend onheil van ongekende omvang. Ja, al in de titel van J. Robbins tweede soloalbum Basilisk worden we, als we het zo willen interpreteren, geconfronteerd met de zorg die J. Robbins heeft voor de toekomst van zijn land. En wie hij ziet als de Basilisk, dat laat zich raden.

Nooit zijn de politieke boodschappen direct in de teksten van Robbins. Het zit verpakt in metaforen. En het is ook zeker niet zo dat alle teksten zijn doorspekt met boodschappen over de toestand van de wereld. In die zin is het een voorzetting van wat Robbins al doet in zijn band Jawbox. Politieke teksten spelen in dat repertoire ook geen hoofdrol, maar activisme is wel altijd op de achtergrond aanwezig. Geen wonder, als je je realiseert dat Robbins een product is van de hardcore-scene in Washington D.C., en zijn band Jawbox direct verwant is aan bijvoorbeeld Fugazi. Activisme is in die kring een tweede natuur. Dat hoor je ook terug in al die andere bands waarin hij ooit een rol vervulde zoals Government Issue, Burning Airlines, Channels, Office of Future Plans.

Terug naar het tweede soloalbum. Robbins bracht in 2019 zijn eerste soloplaat Un-becoming uit. Robbins werkte jaren aan dat album, vanuit zijn studio The Magpie Cage in Baltimore. De plaat kwam als het ware spoor voor spoor tot stand. Het mist daarom een live gevoel, is een plaat met rake liedjes, maar misschien wat te perfect in uitvoering. Na de release van zijn solodebuut volgde de pandemie. Stiekem sprak hij met een paar vrienden in een studioruimte af om de basis te leggen voor het album dat nu is verschenen. Verschil met de voorganger is dus dat we nu een band live horen spelen. Het is zodoende een prettige hereniging met de punchy hardcore-sound van toen; bas met een stekelbaardje, drumpartijen waarin de snare en bassdrum deuken in je buik beuken, messcherpe gitaarpartijen en de heldere stem van Robbins.

Verrassend aan Basilisk zijn de paar experimenten van de componist met een geheel ander geluid, door toetsen gedomineerd, in zijn eentje thuis uitgedacht en ingespeeld. Gek genoeg noemt hij zelf afsluitend Dead Eyed God – jawel, weer een Trump verwijzing – als het nummer waar hij het meest trots op is. Dat snappen we omdat het zo volkomen anders is dan het gitaarwerk waar we hem van kennen. Maar de percussie uit een doosje, de groftandige bassynth, en horen we hem daar rammelen op melkflessen wat wel heel sterk doet denken aan Shout van Tears For Fears? We stappen met deze track en Sonder een in deze context heel nieuw universum binnen. Interessant daarom, en met de afwisseling tussen liedjes in deze benadering met al die stevige maar ijzersterke nummers waarin we hem met zijn vrienden stiekem uit het zicht van de wereld vol passie zijn kunst horen beoefenen, schenkt J. Robbins ons weer een album om aan het hart te drukken.

Plaats een reactie