Je moet ervan houden, want het is altijd een beetje aan de softe kant. Je zou ze wel eens een por tussen de ribben willen geven, die gasten van Beach Fossils. Maar als je die neiging kunt onderdrukken, jezelf even tot rust laat komen en je openstelt voor de schoonheid van de rustig voortkabbelende gitaarliedjes, dan beloof ik je dat je vanavond als een roos zult slapen terwijl je enkel van mooie dingen droomt.
Bunny verschijnt vijf jaar na Somersault. Een hele dikke productie houden ze er dus niet op na, deze jonge heren uit New York. Misschien heeft dat er mee te maken dat ze hoorbaar naar perfectie streven. En ja, dat vergt wel eens tijd, als die punten op de i zetten. Maar mijn hemel, wat een pracht levert dat ook op. Je hoort invloeden terug van vroege 4AD acts als Cocteau Twins en Lush en kruisen dat met gitaarpop van Teenage Fanclub. Gemene deler in die sound zijn de altijd sprankelende gitaarpartijen die alles al tokkelend aan elkaar breien. En in een liedje als Seconds doet de zoete romantische samenzang gewoon aan Ride ten tijde van Nowhere denken; dan schurkt Beach Fossils ineens tegen shoegaze aan.
Ten opzichte van Somersault komt Beach Fossils op Bunny iets gelijkmatiger voor de dag. En daar bedoelen we mee dat er geen grote uitschieters zijn in welke zin dan ook: niet in tempo, niet in sound, niet in intensiteit, niet in liedjes die eens een hele andere insteek kiezen. Het is zoete droompop van a tot z. Wordt het dan eentonig en vervelend? Nu ja, dat hangt een beetje af van hoezeer je in staat bent je eerste reactie – die por tussen de ribben – langere tijd uit te stellen. Lukt dat, dan heb je een prachtig album te pakken om bij weg te dromen, zij het misschien nipt minder innemend dan de voorganger. Lukt dat niet, dan is het album met elf songs er misschien toch minimaal eentje te lang. Mij mag je er onder begraven, maar ja, ik ben dan ook een watje.