Is er zoiets als ‘Rotterdamse popmuziek’? Met die vraag dook musicoloog Remko van Bork vijf jaar geleden in de Rotterdamse geschiedenis. Het resultaat is bijna klaar: een naslagwerk vol feiten én mooie verhalen, honderden pagina’s dik getiteld Rotterdam Popstad. En wat blijkt: popmuziek uit de Maasstad heeft een geheel eigen smoel.
Remko van Bork raapt snel nog wat papieren van de grond om plaats te maken voor mijn stoel. Dit bureau is de plek waar hij intussen vijf jaar lang werkt aan een boek over popmuziek in Rotterdam. Het project is door de Popunie opgezet en moet straks een dik naslagwerk opleveren waarin alles, maar dan ook echt alles wat met popmuziek in de Maasstad te maken heeft aan de orde komt. Alle denkbare genres, de artiesten, de podia, het beleid van de gemeente Rotterdam, de platenwinkels, de festivals. En ja, als het relevant is komen ook legendarische optredens van wereldsterren langs in het lijvige werk, zoals dat verhaal over Jimmy Hendrix die speelde in de stad en logeerde bij Jules Deelder. Maar voor jij dat allemaal kan lezen is er geld nodig; met een crowdfund-actie hoopt de Popunie voldoende geld op tafel te krijgen om te kunnen laten drukken.
„Zal ik je vertellen wat ik nu aan het doen ben?”, vraagt Van Bork terwijl hij op een beeldscherm de al ver gevorderde opmaak van de pakweg 540 pagina’s laat zien. „Ik kom er op een gegeven moment achter dat er een achternaam van iemand niet klopt. Nou, dat kan. Dat kan een ongelukje zijn, maar in dit geval had ik twee bronnen en in de ene bron stond die achternaam net anders gespeld dan in de andere bron. Dus nu loop ik alles er nog een keer na op alle achternamen. En dat klinkt als een klusje van, joh valt wel mee, maar op het moment dat je het over 540 bladzijden hebt, ben je gewoon twee weken bezig.”

Het voorbeeld dat de schrijver van het boek Rotterdam Popstad geeft, maakt duidelijk wat een monnikenwerk het is geweest. Vijf jaar van zijn leven heeft de 67-jarige musicoloog gewijd aan dit karwei. En het nadert nu zijn afronding. Uit alle hoeken en gaten is de illustratie verzameld bij de tekst, en dat wordt nu gecheckt, het auteursrecht geregeld en in de definitieve opmaak van het boek samengevoegd. Dan is het de bedoeling dat het naar de drukker gaat en op 16 december dit jaar hoopt de Popunie het te kunnen presenteren. Met een feestje erbij waarvoor Paul Elstak alvast bereid is gevonden om erbij te zijn.
Maar voor die laatste stappen, voor het boek ook echt in de winkel ligt en tegen een acceptabele prijs aangeboden kan worden, zoekt de Popunie financiële steun via een crowdfund-actie. Nog enkele dagen kan iedereen bijvoorbeeld alvast inschrijven voor een exemplaar en daarmee helpen dat het er ook echt komt.
Van Bork: „De Popunie heeft zijn nek uitgestoken, dit is een heel duur project. Het wordt een mooi, dik boek, en als die crowdfund-actie niets zou opleveren, dan hebben ze wel een probleem. Je kunt dan een beperkt aantal uitbrengen die misschien 100 euro per stuk moet gaan kosten, maar dat willen we niet. Mensen moeten voor een aanvaardbaar bedrag dat boek kunnen kopen. Ik durf te wedden dat een heel groot deel van de mensen die in dit boek beschreven worden, geen hele rijke mensen zijn. Dus ik vind het hartstikke goed dat je zo’n boek maakt, over iets is waar iedereen in geïnteresseerd is, vooral ook de mensen die er zelf ooit bij betrokken zijn geweest. Maar die moeten het dan ook wel kunnen kopen.”
Naslagwerk
Hoe dik Rotterdam Popstad ook mag gaan worden, niet alles kan erin worden genoemd. Er moeten keuzes worden gemaakt, en dat was de afgelopen vijf jaar naast het plegen van research in openbare bronnen misschien wel de belangrijkste taak van de schrijver. Hoe groot is de kans dat iemand die ooit in een Rotterdamse band heeft gespeeld in het boek wordt genoemd? Remko van Bork glimlacht. Er staan misschien wel duizend bands in, maar dat betekent dat er dus heel veel niet in staan. „Ik weet natuurlijk niet hoeveel bands er waren uiteindelijk. Ik weet alleen iets over bands waarover ik wat heb kunnen vinden. Maar ook die staan er niet allemaal in. Soms gaat het om bands die wel heel hard hun best hebben gedaan, maar dat het niet tot iets heeft geleid. Maar het begint er dus al mee dat er informatie in openbare bronnen – internet, tijdschriften, boeken, enzovoorts – te vinden moet zijn. Al die bandjes waarvan ik niks heb kunnen vinden, die staan er niet in. En de volgende stap is, ze moeten óf een hit hebben gehad, óf van invloed zijn geweest. Ik ben dan heel plat: een hit is als je in de top 40 hebt gestaan – en dan niet op de 40ste plaats. Dan sta je in het boek. Daarnaast gaat het om acts die weliswaar niet in de hitlijsten hebben gestaan, maar bijvoorbeeld in een genre werden opgemerkt, van belang zijn geweest voor de ontwikkeling, en er ook iets over te vertellen is. Ook hier geldt; als ik er niks over kan vinden en er is niets over te melden dat tot de verbeelding spreekt, dan is het weggelaten. Het leukste is uiteindelijk toch dat je een goed verhaal kan vertellen. En dan helpt het als bijvoorbeeld een band zelf heeft bijgehouden wat ze hebben meegemaakt. Maar dat zullen er veel niet hebben gedaan.”
Bij het selecteren is het begrip ‘popmuziek’ breed opgevat. Alle denkbare genres komen aan bod. Van gabber tot dance, van populaire muziek tot punk en indie. Je leest er straks dus over de Rondos, maar ook over André van Duin. „En dat is terecht”, leert Van Bork ons, „de man heeft meer nummer 1 hits in de top 40 gezongen dan heel veel andere Rotterdamse popmuzikanten.”
De beschrijving begint zo eind jaren vijftig, begin jaren zestig met bijvoorbeeld aandacht voor indorock. „De legendarische The Blue Eagles die in de Odeon in de Gouvernestraat optraden.” Dan volgen snel beat, soul – „ook een ding in Rotterdam” – country en folk. En het eindigt zo actueel als het maar kan. „Ik lees net dat Tramhaus een nieuwe plaat heeft en vijf sterren krijgt in de Volkskrant. Die moet er nog in. Morgen moet ik dus naar de vormgever en zeggen dat er nog een zinnetje bij komt. Stel je voor dat dat straks het belangrijkste album van dit decennium is, dan wil ik hem er wel in hebben.”
Opmerkelijk genoeg wordt er in het boek ook ruimte gemaakt voor legendarische concerten van wereldsterren. Jimmy Hendrix op de Hippy Happy-beurs in Ahoy, Sex Pistols in Eksit of Ramones in Lantaren bijvoorbeeld. Waarom? Die concerten zeggen iets over de cultuur van dat moment, het schetst de sfeer van die tijd, legt de auteur uit. „De cultuur in de Eksit en dat de Sex Pistols daar gespeeld hebben. Dat is belangrijk omdat op de voorste rij de muzikanten stonden te luisteren die daarna in Rotterdam zelf punkbands zijn begonnen.” Ook het concert van Tina Turner in De Doelen wordt met die reden genoemd. Daar speelden twee Rotterdamse soulbands in het voorprogramma, vertegenwoordigers van de sterke soul-stroming in de stad.
Echt Rotterdams
„Wat we ons hebben afgevraagd in het boek is of je kunt spreken van ‘Rotterdamse popmuziek’; is er een signatuur die popmuziek Rotterdams maakt? Ja, die is er!”, spreekt de musicoloog ferm. „Wat de Rotterdamse popmuziek kenmerkt is eigenwijsheid, het zelf problemen oplossen (do it yourself) en het gaat bij Rotterdamse pop niet altijd over geld. Dat is ook een verschil met veel andere popmuziek. En ja, experiment is ook wel een ding van de Rotterdamse pop.”
„Rotterdam is in een bepaald aantal stromingen heel erg goed geweest. In de punk hebben ze vooropgelopen en in alternative. Ze hebben voorop gelopen in de dance en in de gabber. En als je dan gaat kijken naar welke kenmerken in die muzieksoorten in Rotterdam steeds terugkeren, dan zie je dat er mensen op zolder met bandjes bezig zijn en zitten te klooien, en tot een product komen. Dat wordt vervolgens opgepakt, wereldwijd. Dat is een rode draad die in het boek steeds terugkomt. Neem nu metal. De eerste metal-bands kwamen uit deze omgeving. Dat is ook weer muziek van eigenwijze zelfdoeners, mensen die niet meteen bij een major tekenen en dat type muziek maken, maar gewoon hun eigen ding doen.”
Dat is dus wat popmuziek echt Rotterdams maakt. Het is dus niet zo, legt de schrijver uit, dat je naar muziek kunt luisteren en kunt horen dat het uit Rotterdam komt. „Behalve bij Gabber”, benadrukt hij. En juist die gabber is een van de redenen waarom Rotterdam Popstad er een keer moest komen, waarom Rotterdam het waard is zo’n naslagwerk te krijgen. „De muziek die in deze stad is gemaakt is het waard. En Rotterdam heeft met die gabber toch de wereld veroverd. Er is geen enkele andere stad in Nederland die dat gedaan heeft. Dus er zijn wel Nederlandse bandjes in het buitenland groot geweest. Maar dat je echt één hele muziekstroming exporteert over de hele wereld..? Ja, dat is uniek. En wat ik zelf belangrijk vind; er staan in dit boek duizend bandjes. Daar is op internet hier en daar wel een pagina over te vinden. Maar om er één verhaal van te maken, daarmee zorg je ook dat het blijft. Dat vind ik ook een belangrijk ding.”

Blij erin te staan
Nog even en dan zit de klus er op voor de 67-jarige musicoloog, ooit ook zelf bassist in een punkband, jarenlang bestuurlijk op allerlei manieren betrokken geweest bij de popmuziek in de stad Rotterdam, die uit Amsterdam komt maar al weer zo’n twintig jaar in Rotterdam woont en werkt. Remko van Bork heeft met zijn vrouw een bureau voor cultuuradvies. Als dit is afgerond gaat hij het even wat rustiger aan doen. „Maar ik heb tijd van mijn leven gehad. Het was leuk om te doen. Ach man, dat je ’s ochtends opstaat en achter je bureau gaat zitten, en dat je bezig bent met het schrijven van de geschiedenis van de popmuziek van Rotterdam.”
Op de hoek van een tafel ligt een boek over de punkband Rondos. „Ik had de zanger gevraagd of ik een aantal foto’s mocht gebruiken. ‘Ik kom wel even langs’, was de reactie en dan zit ik hier ineens de hele ochtend met die gozer te praten. Daarom ligt zijn boek er nog. Dan merk ik twee dingen. Mensen in Rotterdam zijn eigenlijk hartstikke trots met z’n allen. En… ze zijn heel blij dat ze in mijn boek staan. Dat is grappig.”
Help de Popunie een handje om het boek Rotterdam Popstad uit te brengen