Jongens waren we. Maar… aardige jongens. We kwamen bijna dagelijks bij elkaar, om in onze jongenskamers onder het genot van wat uitheemse tuinkruiden lijdzaam op het einde der tijden te wachten. Het waren immers de donkere jaren tachtig. De Bom zou weldra vallen, de meesten van ons werden vanwege de massale werkloosheid gesponsord door Vadertje Staat. We zochten op schaarsverlichte dansvloeren naar dubbeltjes en op lachen stond nog nét geen boete. Gezelligheid kende toen wél nog tijd en de tijd liep stilaan op z’n eind.
De soundtrack bij de nakende Apocalyps werd grotendeels gevormd door new wave, maar we stonden open voor muzikale avonturen en luisterden ook naar muziek die new wave liet lijken op vrolijke kermisdeuntjes. Muziek die wortelde in het avant-gardisme en industrial. Niet bepaald plaatjes waar je de stoelen voor aan de kant schoof en een feestelijk hoedje opzette, om het vervolgens op een hossen te zetten of de polonaise te lopen. Albums van Art Zoyd, Attrition, Bourbonese Qualk, Christian Death, Controlled Bleeding, Current 93, Death in June, Diamanda Galas, In the Nursery, Laibach, Nocturnal Emissions, Nurse with Wound en Vagina Dentata Organ, om maar een paar van de grootste fuifnummers te noemen. Een kennis van ons dompelde zich zelfs onder in het gezang van bultrugwalvissen en het geluid van copulerende wolven, maar zelfs voor ons waren er grenzen. Hoewel albums van voornoemde bands hier in de kast staan, zullen ze daar ook blijven. Tenzij ik de onbedaarlijke aandrang voel om m’n polsen over te snijden.
Afgelopen week kwam een vriendin van me op visite, met het verzoek om twee handenvol lp’s voor haar te verpatsen. Opvallendste titel binnen het aanbod: Horse rotorvator van Coil. Ook niet bepaald vrolijke Fransen, dit gezelschap dat voortkwam uit cultbands Throbbing Gristle en Psychic TV, met onder meer John Balance en Peter ‘Sleazy’ Christopherson in de gelederen en ondersteund door Jim ‘Foetus’ Thirlwell. Ik werd een paar decennia teruggeslingerd in de tijd en dook in m’n platenkast om te kijken wat ik zoal van Coil en Scraping Foetus off the Wheel op voorraad had. Heel wat, zo bleek. Het waren destijds favorieten van me. Ik zette Horse rotorvator’nog eens op. Het homo-erotische The anal staircase opende het bal. Ostia (the death of Pasolini) over de gruwelijke moord op de Italiaanse cineast, de schurende Leonard Cohen cover Who by fire en The first five minutes after death maakten er een dolle boel van. Daarna gingen de feestelijkheden door met Scraping Foetus off the Wheel’s Hole, ook een dijenkletser van formaat.
Ondertussen las ik de krant. Artikelen over de ‘gereedschapskist’ van populistische politici, hoe democratische leiders achter de lelijke feiten aanlopen, over hoe het Estse vrijwilligersleger Kaitseliit zich voorbereidt op de mogelijke komst van Poetin’s troepen, over donatieplatform Backme dat – nota bene ontwikkeld met subsidies van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en de Europese Commissie – een verzamelplaats is geworden voor sympathisanten van (radicaal-)rechts en verspreiders van desinformatie en deze van inkomsten voorziet en de achteloosheid waarmee onze rechtsstaat en de democratie worden verkwanseld.
Ik legde de krant hoofdschuddend weg, zette de uit de kast gehaalde lp’s weer op hun plek en constateerde cynisch dat de jaren tachtig allemachtig prachtig waren.
DJ 45Frank