Deze week een afspraak maken om de as van mijn vader op te halen bij het crematorium. Stof zijt gij, en tot stof zult gij wederkeren, immers. Stof tot nadenken ook, want het besef dat mijn bordje inmiddels grotendeels leeg is gegeten, dringt zich steeds vaker op, inclusief de vraag of er nog een toetje wordt geserveerd, en zo ja: of dat toetje zal smaken. Over de vraag wat mijn nalatenschap zal zijn, is het antwoord waarschijnlijk: behalve een ferme platencollectie, bitter weinig. Nou is ook niet iedereen gezegend met het talent en/of doorzettingsvermogen om iets wat eeuwigheidswaarde bezit te creëren. Bij popartiesten ligt dat anders.
De afgelopen weken meldden zich weer enkele meer en minder bekende rock- en popgoden voor ‘the great gig in the sky’. Onder meer Sixto ‘Sugarman’ Rodriguez, die zonder het zelf te weten uitgroeide tot een ster in Zuid-Afrika. Robbie Robertson, de belangrijkste songschrijver bij het legendarische The Band. En Sinéad O’Connor uiteraard. Steevast volgen er dan necrologieën, waarin de verdiensten van de overleden artiest worden opgesomd en zijn of haar albums nog maar eens worden bewierookt. Bij Sinéad O’Connor viel wat dat betreft Morrissey wat uit de toon. Of trof hij nou net de juiste toon, met zijn opmerking dat de Ierse pas na haar dood de credits kreeg die ze eigenlijk bij leven had verdiend? Toegegeven, er zijn momenten geweest dat ook ik de zangeres ietwat van Lotje getikt vond. Voor zover dat nodig was, opende de documentaire ‘Nothing Compares’, die een tijdje geleden werd uitgezonden, de ogen. Het misbruik in haar jonge jaren, het verstikkende politieke en religieuze klimaat in Ierland, het verzet tegen een platenmaatschappij die haar een ‘sexy’ imago wilde aanmeten en haar strijd tegen onrecht op allerlei vlakken; de docu bood voor wie alleen het perfecte popplaatje en haar succes zag, een andere, onthutsende kijk op leven en carrière.
Bijkomend effect bij het heengaan van een artiest: de plaatverkoop van de back catalogue schiet de hoogte in en het is dé gelegenheid bij uitstek om nog eens in de discografie van de beweende te duiken. Een re-issue van ‘Music from Big Pink’ van The Band, de blauwdruk voor wat later ‘Americana’ zou gaan heten, lag hier al een tijdje op een draaibeurt te wachten, dus die maar eens opgezet.
Afgelopen week was ik een paar dagen op citytrip naar Gent. Daar van de gelegenheid gebruik gemaakt om een kleine bedevaart te ondernemen. Het overlijden van Prince, David Bowie, Leonard Cohen en Lou Reed ten spijt, de dood van Luc de Vos, zanger van het onvolprezen Gorki, raakte me enkele jaren geleden nog het meest. Dus koers gezet naar het Baudelo-parkje in Gent, waar een metershoge afbeelding van ‘Voske’ een gevel siert. Rechts onderaan de mural een stukje tekst uit de klassieker ‘Mia’ van Gorki: ‘Niemand gaat verloren’. Daar dan maar wat troost uit geput. Moedig voorwaartsch!
DJ 45 Frank