Deleyaman werd in 2000 opgericht door de Amerikaanse multi-instrumentalist Aret Madilian en de Franse zangeres Beatrice Valantin. Op hun negende studioalbum worden zij bijgestaan door een keur aan muzikanten, die onder andere duduk, bansuri, fluit, saxofoons, viool en drums toevoegen. Dat de muziek van Deleyaman moeilijk in een hokje is te duwen, is op The Sudbury Inn niet anders. Het is dus sowieso aan te raden om het album helemaal te luisteren, want wie alleen de albumopener Spring Song checkt, zou kunnen denken dat het om zachte folk gaat, terwijl elders de muziek wisselt tussen ambient, alternative, postrock, Anatolisch en zelfs sporen van wave bevat.
Of dat interessant is? Nou en of! Wie weinig tijd heeft, beluistert vooral de nummers 3, 5 en 8 en zal gegarandeerd, al dan niet stante pede, tijd maken voor de collectie liedjes, waarvan sommige verwijzen naar de bundel Tales of a Wayside Inn uit 1862 van de Amerikaanse dichter Longfellow. Andere teksten zijn geschreven naar aanleiding van gedichten van bijvoorbeeld Sarah Teasdale (Willow), Paul Verlaine (La Saulaie) en Emily Brontë (The Late Hour). Het moge duidelijk zijn, dat de luisteraar zowel muzikaal als tekstueel wordt verwend.
Het toeval wil dat genoemde referenties bijna gelijk zijn aan de eerdergenoemde aanraders. Nummer drie is namelijk Willow (Jerusha’s Song), een vrolijk liedje, al doet de intro anders vermoeden. En dat is kenmerkend voor de stijl van Deleyaman, die schijnbaar eenvoudig schakelt van melodramatisch naar opbeurend en andersom. Op nummer vijf horen we het titelnummer, dat dus is gebaseerd op Tales of a Wayside Inn en dat ronduit indrukwekkend is opgebouwd en diverse genres verenigt. Het wordt gevolgd door Another Evening, een ballad met Jules Maxwell (Dead Can Dance, Lisa Gerrard) als gastpianist en nog een ballad, het Franstalige La Saulaie waarvan de tekst komt uit het gedicht Promenade Sentimentale van Verlaine.
The Late Hour opent met een jazzy beat, tenorsax en een mysterieus basloopje. Ook hier is er weer de tegenstelling tussen de tekst en de muziek, alhoewel ondersteunt die laatste de zang wel degelijk, maar wordt direct lichter, zodra het nummer enige tijd instrumentaal is. Het is het ongekende hoogtepunt van het album, zonder daarmee de andere nummers tekort te willen doen. Op The Sudbury Inn staat een krachtig elftal opgesteld, dat afwisselend is, omdat het zo lichtvoetig zoveel stijlen combineert en toch onverwacht kan knallen. Het doet daarom ook wel denken aan het motto van de bokser Muhammed Ali: Float like a butterfly, sting like a bee.