Nou, daar zat ik dan afgelopen vrijdag – in mijn hemd en voor joker – want de door mij vorige week prematuur bejubelde nieuwe van Midlake bleek een deceptie: de vooruitgestuurde nummers de positieve uitzonderingen op een verder te geforceerd en te weinig memorabel klinkend album. Nou gebeurt dat vaker natuurlijk, dat een band of artiest een album (zoals het tweede album van de band in kwestie, The Trials of Van Occupanther) dat zó goed is dat het daarna altijd een beetje behelpen blijft.
Ik vind dat bijvoorbeeld ook van The National na High Violet of van Animal Collective na Merriweather Post Pavilion. Ook zijn daar de terugkomers die dat beter niet hadden kunnen doen. Ik noem het middelmatige recente werk van Pixies (sowieso kansloos zonder Kim natuurlijk) of de lauwwarme terugkeer van Ride. Maar er zijn ook uitzonderingen.
Zo vind ik Slowdive beter klinken dan ooit en bleek het onmogelijke mogelijk toen My Bloody Valentine dan toch zijn laatste de wereld in slingerde. Ik wil maar zeggen: ik blijf hopen, ook al is dat soms tegen beter weten in. En jazeker, die nieuwe van The Cure ga ik ook gewoon luisteren. Ik zal er alleen op voorhand niks over zeggen. Dat beloof ik.
Door: Bert Toet
Pink Mexico – K-hole Lobotomy
Normaalgesproken kun je er beter even bij gaan zitten als je iets van Robert Preston, het enige lid van het toch meestal als volwaardige band klinkende Pink Mexico door de speakers laat schallen. Erg subtiel gaat het er meestal niet aan toe in het van echo’s doordrenkte grungy universum van de man uit Brooklyn.
K-hole Lobotomy is hierop een geslaagde uitzondering. Het nummer dat volgens eigen zeggen het hersenloze gevoel na een nacht doorhalen waarvan je je niet meer veel kunt herinneren behandelt, klinkt desondanks erg fijn. Het lijkt alsof Preston door de watten in je kop heen troostende woorden spreekt. Dat is, bij nadere beluistering, natuurlijk niet het geval.
Er is weinig troostends aan: “There’s nothing here and I don’t care.”
Soon – Minimal
Soon is de naam van het samenwerkingsverband van geluidskunstenaars Liú Mottes (Berlijn) en Jochem van Tol (Amsterdam). Het woord geluidskunstenaars gebruik ik hier zonder blikken of blozen, want wat het duo voortbrengt is meestal eerder een sonisch schilderij dan een nummer in de gebruikelijke zin. Voor de volledige ervaring raad ik dan ook aan om het hele album te beluisteren, bij voorkeur in het schemerdonker en/of met de ogen dicht. Filmische stukken worden afgewisseld met gitaarerupties, er wordt spaarzaam maar doeltreffend gezongen; het is een wondere wereld waarin je belandt. En al denk ik dat het niet voor iedereen iets zal zijn, als je er goed de tijd voor neemt is de beloning aanzienlijk.